Gegevensbescherming

WODC: onderzoek gebruik en aanpassingen Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) sinds 2020

De Wet Bibob heeft als doel te voorkomen dat het openbaar bestuur (onbewust) criminele activiteiten ondersteunt of mogelijk maakt. De Wet Bibob geeft overheidsinstanties (bestuursorganen) de mogelijkheid een beschikking (zoals een vergunning of subsidie) te weigeren of in te trekken, een overheidsopdracht niet te gunnen of een vastgoedtransactie niet aan te gaan of voort te zetten als er een ernstig gevaar is:

  • dat strafbare feiten zijn gepleegd om de beschikking, opdracht of transactie te krijgen of houden;
  • van gebruik voor strafbare feiten;
  • van gebruik om voordeel uit strafbare feiten te benutten (bijvoorbeeld witwassen).

In 2020 en 2022 zijn in twee fasen (tranches) aanpassingen van de Wet Bibob doorgevoerd, onder meer als gevolg van onderzoeken naar de werking van de wet in 2013 en 2020.

Voor het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) doen wij onderzoek naar het gebruik en de aanpassingen van de Wet Bibob sinds 2020. Dat doen we samen met Bibob-experts Albertjan Tollenaar (Rijksuniversiteit Groningen) en Benny van der Vorm (Universiteit Utrecht).

Stichting Tuchtrecht Banken: evaluatie tuchtrecht

Sinds 1 april 2015 kent de Wet op het financieel toezicht (Wft) de verplichting voor banken om hun medewerkers te onderwerpen aan tuchtrecht. Inmiddels is er meer dan negen jaar verstreken sinds de invoering van het tuchtrecht. Het bestuur van Stichting Tuchtrecht Banken (STB) heeft daarom de Rijksuniversiteit Groningen en Pro Facto gevraagd het tuchtrecht te evalueren.

Over het tuchtrecht
Het tuchtrecht zou het vertrouwen van consumenten in de bankensector moeten herstellen dat door de financiële crisis was geschaad. De wetgever heeft de inrichting van het tuchtrecht overgelaten aan de sector, die via zelfregulering het consumentenvertrouwen terug zou moeten winnen. Het bankentuchtrecht is dus via het publiekrecht afgedwongen en op private wijze door de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) vormgegeven.

Doel en werking van het tuchtrecht
Het is niet eenvoudig de werking van het tuchtrecht vast te stellen. Dat komt in de eerste plaats doordat de wetgever en de NVB geen scherpe doelstelling van het tuchtrecht hebben geformuleerd. Ten tweede is dit lastig omdat er sinds de financiële crisis veel is veranderd op het gebied van wet- en regelgeving voor banken en het toezicht daarop. De visies op het doel van het tuchtrecht lopen daardoor uiteen. De ene visie grijpt terug op de oorzaken van de financiële crisis en stelt dat het tuchtrecht gericht moet zijn op de weging van de belangen van klanten in de besluitvorming. Volgens de tweede visie wordt de meerwaarde van het tuchtrecht bepaald door het weren van mensen uit de sector die hebben laten zien zich niet te kunnen of willen gedragen zoals van een bankmedewerker mag worden verwacht.

Uit het onderzoek blijkt dat de werking van het tuchtrecht op dit moment vooral aansluit bij de tweede visie. Klachten gaan vaak over evidente misdragingen van medewerkers, zoals bijvoorbeeld rekeninggluren, die vaak – al dan niet na het treffen van arbeidsrechtelijke maatregelen – niet meer werkzaam zijn bij de betrokken bank en die doorgaans geen invloedrijke posities binnen de bank vervullen. Het zijn niet de zaken die gaan over risicovolle bankproducten, lastige afwegingen van betrokken belangen en andere dilemma’s die aan de bankencrisis ten grondslag hebben gelegen.

Gelet op de conclusies van het onderzoek menen de onderzoekers dat de huidige inrichting ten minste op een aantal onderdelen bijstelling verdient. Het onderzoek schetst drie scenario’s voor de toekomst van het tuchtrecht. Het is aan de STB, de banken en de Minister van Financiën een keuze te maken tussen deze scenario’s.

Het eerste scenario is het bijschaven van het tuchtrecht als instrument om misdragingen van individuele medewerkers vast te stellen en te sanctioneren en werkgevers in de sector hierover via het tuchtrechtelijke register te informeren. Het tweede scenario vereist een grondige hervorming van het tuchtrecht, dat nadrukkelijker moet gaan over de manier waarop de belangen van klanten worden betrokken in de besluitvorming en over de wijze waarop die belangen worden afgewogen tegen andere belangen. Het derde scenario stelt voor het tuchtrecht af te schaffen omdat het inmiddels is vervangen door nieuwe wet- regelgeving, zoals de ‘fit and proper’ toets van bestuurders en toezichthouders en door interne toezichtsmechanismen bij de banken. In het sterk veranderde bankenlandschap zijn andere instrumenten beter geschikt voor het agenderen en bewaken van normen over beroepsethiek.

Om te lezen en te downloaden: het rapport

 

Rekenkamer Venlo: aanpak zorgfraude

Sinds 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning. Zij zijn daarmee ook verantwoordelijk voor het tegengaan van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, hier kortweg zorgfraude genoemd. Nu, tien jaar na de decentralisatie, blijkt de aanpak van zorgfraude complex en weinig doeltreffend te zijn.

De Rekenkamer van de gemeente Venlo heeft Pro Facto gevraagd te onderzoeken hoe de aanpak van zorgfraude in hun gemeente en samenwerkende gemeenten is geregeld. Het onderzoek richt zich op de vraag wat zij momenteel doen aan de bestrijding van zorgfraude bij de uitvoering van de Jeugdwet en de Wmo en hoe dit mogelijk beter kan. Het onderzoek wordt opgedeeld in drie inhoudelijke onderwerpen, waarbij zowel naar preventieve als repressieve mogelijkheden wordt gekeken. De drie onderwerpen zijn:

  1. Inkoop en contractering van zorgaanbieders
  2. Toegang tot zorg en ondersteuning
  3. Toezicht en handhaving

Tintengroep: rol van sociaal werk bij de aanpak van ondermijning

Ondermijning is een complex probleem en vraagt om een brede en integrale aanpak. Verschillende organisaties hebben een rol in die aanpak en werken met elkaar samen, zoals de politie, het OM, het RIEC, de Belastingdienst en gemeenten. Ook organisaties die niet een primaire rol vervullen in het veiligheidsbeleid kunnen een rol spelen, zoals welzijnsorganisaties. Sociaal werkers zitten aan de voorkant bij het verlenen van hulp, ze zijn de experts van het gewone leven. Ze werken met jongeren op straat, komen thuis bij de gezinnen en zien en horen dus veel.

De taak van een sociaal werker is echter primair hulpverlening en ondersteuning van inwoners. Past een rol in de aanpak van ondermijning bij hun beroep en wat is realistisch om van sociaal werkers te verwachten als het gaat om de aanpak van ondermijninghashtag? De Tintengroep, een groep van achttien welzijnsinstanties die sociaal werk leveren in 22 gemeenten in met name de drie Noordelijke provincies, wil daarom weten wat de rol van sociaal werk zou kunnen zijn op het thema ondermijning.

Het onderzoek wordt uitgevoerd in een samenwerkingsverband van Pro Facto met Avelien Haan-Kamminga, Joyce Kerstens en Willem Bantema van de Thorbecke Academie

Douane: effectgericht sturen bij toezicht op liquide middelen en meldrecht

Grensoverschrijdend transport van contant geld en andere liquide middelen kan worden gebruikt voor het witwassen van de opbrengsten van criminele activiteiten en financiering van terrorisme. De Europese Unie heeft ­— in het kader van een breder pakket aan maatregelen ter bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering — een controlesysteem opgezet voor liquide middelen die de Unie binnenkomen of verlaten. Dit controlesysteem houdt kort gezegd in dat de afzender, vervoerder of ontvanger van liquide middelen ter waarde van ten minste € 10.000 verplicht is deze aan te geven. In Nederland geldt deze aangifteverplichting (aangeduid als meldrecht) en de controlebevoegdheden ook voor de overschrijding van Europese binnengrenzen en niet-grensoverschrijdend vervoer, voor andere waardevolle goederen zoals edelstenen en kunstwerken.

De Douane, die belast is met het toezicht op liquide middelen en het meldrecht, wil meer effectgericht sturen. Dan gaat het erom dat de maatschappelijke effecten van de douane-inzet in beeld worden gebracht en wat indicatoren daarvoor kunnen zijn. Pro Facto gaat in samenwerking met Femke de Vries onderzoek doen naar de mogelijkheden om effectgericht te sturen op het gebied van het toezicht op liquide middelen en het meldrecht. Het doel hiervan is het verbeteren van de verantwoording door de Douane en de sturing door het ministerie van Financiën. 

Rekenkamer 's Hertogenbosch: toezicht en handhaving bij milieubelastende activiteiten

Pro Facto voert voor de Rekenkamer ’s-Hertogenbosch een onderzoek uit naar toezicht en handhaving bij milieubelastende activiteiten. De afgelopen jaren kreeg dit onderwerp de nodige politieke en maatschappelijke aandacht in ’s-Hertogenbosch en ook landelijk zijn er regelmatig politieke en maatschappelijke discussies, in het bijzonder met betrekking tot het stellen van prioriteiten. De gemeente werkt ten aanzien van toezicht en handhaving op dit terrein onder meer samen met de Omgevingsdienst, Veiligheidsregio, waterschappen, provincie en andere gemeenten.

Het onderzoek heeft betrekking op de meest risicovolle (grote) bedrijven en op die taken en verantwoordelijkheden waar de gemeente ’s-Hertogenbosch het bevoegd gezag is. In het onderzoek kunnen ook kleinere activiteiten worden betrokken die in de woon- en werkomgeving overlast geven of schade toebrengen. Naast het in kaart brengen van het huidige beleid gaan we door middel van verdiepende gesprekken en het uitvoeren van een drietal casestudies nader in op de praktijk van toezicht en handhaving en de samenwerking met andere organisaties.

Het rekenkameronderzoek dient inzichtelijk te maken in hoeverre toezicht en handhaving doeltreffend worden uitgevoerd. Ook moet het onderzoek duidelijkheid geven over de wijze waarop de gemeenteraad wordt geïnformeerd en zijn controlerende taak uitvoert.

Het onderzoek wordt uitgevoerd door Christine Veen en Mark Beukers, in samenwerking met John Smits van Arena Consulting.

Rekenkamer Tiel: inwonerparticiatie

Inwonerparticipatie is een onderwerp wat terecht veel aandacht krijgt op de bestuurlijke agenda's. Een overheid dient goed te luisteren naar burgers en geen beleid te maken over de hoofden van burgers heen of zonder te kijken naar uitvoeringsgevolgen van beleid. ​Dit heeft gevolgen voor de klassieke rolverdeling in het werken door een overheid, zowel extern (verhouding tot burgers en partijen) als intern (bijvoorbeeld de rol van de raad). Algemeen is er behoefte aan meer helderheid voor alle betrokkenen: wat willen we met inwonerparticipatie, hoe geven we er vorm aan en wanneer passen we die toe?

Na interessante rekenkameronderzoeken in de gemeentes Staphorst, Midden-Drenthe en Meppel gaat Pro Facto dit onderwerp nu voor de rekenkamer van de gemeente Tiel onder de loep nemen. We gaan zowel in de breedte in kaart brengen hoe participatie is ingezet, als in de diepte onderzoeken hoe dit wordt ervaren door bestuur en medewerkers van de gemeente en natuurlijk door de inwoners zelf. Het onderzoek wordt uitgevoerd door Bieuwe Geertsema en Christian Boxum.

Ministerie van OCW en VWS: meldcode bij schadelijke praktijken

De meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling wordt door professionals gebruikt om eerder en beter te kunnen handelen bij een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling. De meldcode geldt voor een groot aantal sectoren: gezondheidszorg, onderwijs, kinderopvang, maatschappelijke ondersteuning, jeugdhulp en justitie. Het instrument introduceert verschillende stappen die de professional helpen bij het handelen bij een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling. Eén van die stappen is overleggen met een collega of indien nodig met Veilig Thuis.

De ministeries van VWS en OCW hebben Pro Facto gevraagd om te onderzoeken of in deze stap een verplichting kan worden opgenomen om te overleggen met een deskundige als sprake is van een schadelijke praktijk. Onder schadelijke praktijken verstaan we het onderdrukken van en geweld tegen kinderen en vrouwen die voortkomen uit traditie, cultuur, religie of bijgeloof. Het gaat onder andere om eergerelateerd geweld, huwelijksdwang, gedwongen achterlating en vrouwenbesnijdenis.

In het onderzoek gaan we kijken in hoeverre de adviesplicht praktisch kan worden ingericht voor zorg- en onderwijsprofessionals, hoe uitvoerbaar de adviesplicht is en wat de randvoorwaarden, verwachte (neven)effecten en risico’s zijn. Onderdeel van de vraag naar de uitvoerbaarheid van de adviesplicht is in hoeverre voor professionals de afbakening te maken is of sprake is van schadelijke praktijken als onderdeel van huiselijk geweld (smalle scope) of dat de adviesplicht voor huiselijk geweld en kindermishandeling in brede zin zou (brede scope) moeten gelden omdat dat onderscheid niet te maken is.

In het onderzoek gaan we in gesprek met organisaties die zicht hebben op de problematiek van schadelijke praktijken en met organisaties die momenteel al advies geven. Daarnaast gaan we in gesprek met enkele professionals per beroepsgroep om de gevolgen van een adviesplicht in kaart te brengen. Het onderzoek strekt zich uit tot de sectoren zorg en onderwijs.

Rekenkamer Borger-Odoorn: doorwerking van aanbevelingen

In 2020 deed Pro Facto in opdracht van de toenmalige rekenkamercommissie van de gemeente Borger-Odoorn onderzoek naar de aanpak van ondermijning en de weerbaarheid van de ambtelijke organisatie en de gemeenteraad. Begin 2024 heeft de rekenkamer ons gevraagd onderzoek te doen naar de mate waarin de aanbevelingen zijn opgevolgd en wat daarvan terecht is gekomen in de praktijk. In dit doorwerkingsonderzoek kijken we welke stappen de gemeente heeft gezet op weg naar een meer weerbare organisatie, hoe aan het bewustzijn voor ondermijningsrisico’s is gewerkt en hoe het onderwerp in de organisatie is geborgd.

Pro Facto heeft in de periode 2021 – 2023 zo’n 25 weerbaarheidsscans uitgevoerd, vergelijkbaar met het rekenkameronderzoek voor de gemeente Borger-Odoorn. Dit is het eerste doorwerkingsonderzoek waarbij we kijken in hoeverre er opvolging is gegeven aan de aanbevelingen.

WODC: internationale verkenning online informatieverzameling door politie bij handhaving openbare orde

Criminaliteit speelt zich steeds meer af in de online wereld. Oproepen tot geweld of het verstoren van de openbare orde worden steeds vaker gedeeld en aangejaagd op sociale media. Om de openbare orde te kunnen handhaven heeft de politie informatie nodig die veelal alleen online te vinden is. Een wettelijke grondslag hiervoor ontbreekt en kan alleen gevonden worden in de meer algemene bepaling van artikel 3 van de Politiewet. Dit artikel biedt maar heel beperkte mogelijkheden voor de politie om online naar informatie te zoeken.

Er wordt nieuwe wetgeving voorbereid die de politie ruimere bevoegdheden moet geven om online naar informatie te zoeken bij het handhaven van de openbare orde. Bij de voorbereiding van zo’n nieuwe regeling wil de minister laten onderzoeken hoe in andere Europese landen de wetgeving voor online onderzoek door de politie eruit ziet. Wij voeren dit onderzoek in opdracht van het WODC uit in samenwerking met Michel Vols (hoogleraar openbare-orderecht aan de Rijksuniversiteit Groningen en met Thijs Drouen van Hooghiemstra en partners.

Samen met Thijs voerden wij al verschillende onderzoeken uit op het snijvlak van openbare ordehandhaving en privacywetgeving. Zo stelden wij in 2023 namens het ministerie van BZK en de VNG een handreiking op voor gemeenten waarin we de praktische en juridische (on)mogelijkheden van online onderzoek bij het handhaven van de openbare orde door de burgemeester uiteenzetten.

Chantal Ridderbos-Hovingh

uw contactpersoon
Chantal Ridderbos-Hovingh

Chantal is voor dit onderwerp onze contactpersoon.
Meer informatie over haar vindt u hier.
050 313 98 53

Neem contact op met Chantal

Zoeken