Gegevensbescherming

Ministerie van BZK: gebruik open bronnen voor aanpak ondermijning

Steeds meer gemeenten maken gebruik van digitale open bronnen bij de aanpak van ondermijning en handhaving van de openbare orde. Dat doen ze bijvoorbeeld door informatie te verzamelen over fenomenen, doelgroepen, kwetsbare branches of door personen in kaart te brengen waarvan signalen of vermoedens bestaan dat ze zich bezighouden met ondermijnende criminaliteit. Het gebruik maken van open bronnen is inmiddels een gangbare praktijk, maar veel gemeenten weten vaak niet welke juridische kaders daarbij in acht genomen dienen te worden en hoe ver zij mogen gaan bij het raadplegen van open bronnen. Daardoor lopen gemeenten (onbewust) het risico de AVG te overtreden.

In opdracht van het ministerie van BZK ontwikkelt Pro Facto in samenwerking met Hooghiemstra en Partners daarom een handreiking voor gemeenten waarin praktische en juridische handvaten worden geboden voor open bronnen onderzoek bij de aanpak van ondermijning en handhaving van de openbare orde. Deze handreikingen moeten gemeenten beter in staat stellen onderzoek te doen in open bronnen in overeenstemming met de wettelijke kaders waaronder de AVG en dienen ze bij te dragen aan een groter bewustzijn over de (on)mogelijkheden van open bronnen onderzoek.

WODC - evaluatie B8/3-regeling

In het kader van de bestrijding van mensenhandel werd in 2000 de zogenoemde ‘B9-regeling’ ingevoerd. Het doel van de B9-regeling was het verlenen van een recht op verblijf, gedurende en ten behoeve van het opsporings- en vervolgingsonderzoek en het proces tegen de verdachte van mensenhandel, aan een vreemdeling die niet al op basis van een andere verblijfstitel in Nederland verblijft. Deze regeling is tegenwoordig opgenomen in hoofdstuk B8/3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) en wordt aangeduid als de B8/3-regeling. De regeling geeft vermoedelijke slachtoffers en getuigen van mensenhandel als zij aangifte doen of op andere wijze meewerken aan het strafproces het recht op een tijdelijke verblijfsvergunning en de daaraan verbonden voorzieningen. 

Deze opzet van de B8/3-regeling had tot gevolg dat Nederland na verlening van de tijdelijke verblijfsvergunning verantwoordelijk werd voor de asielprocedure van zogenoemde Dublinclaimanten, ook als de tijdelijke vergunning later werd ingetrokken. Een Dublinclaimant is een asielzoeker waarvan de asielaanvraag onder verantwoordelijkheid van een andere EU-lidstaat valt en ten aanzien van wie de IND de betreffende lidstaat heeft verzocht om de overdracht van de asielzoeker te accepteren (de ‘Dublinclaim’). De staatssecretaris heeft in juni 2019 de Kamer geïnformeerd over de toename van aangiften en geeft aan dat bij verschillende organisaties het vermoeden is ontstaan van oneigenlijk gebruik van de B8/3-regeling. In een reactie daarop geeft de Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen (Nationaal rapporteur) aan dat geen inzicht bestaat in de oorzaak van de toename. 

Per 1 augustus 2019 heeft de staatssecretaris de regeling daarom aangepast. De belangrijkste verandering: als een Dublinclaimant aangifte doet van mensenhandel, beslist de IND niet langer binnen 24 uur na de aangifte op de aanvraag voor een tijdelijke verblijfsvergunning, maar onderzoekt het OM eerst of de aanwezigheid van de vreemdeling in Nederland nodig is voor de opsporing en vervolging van mensenhandel. Daarna heeft de IND 24 uur om te beslissen.

Evaluatie van de aanpassingen van de B8/3-regeling was in 2020 niet mogelijk omdat de internationale reisbeperkingen en lockdowns als gevolg van de coronapandemie voor atypische omstandigheden zorgden. In de Voortgangsbrief van het programma Samen tegen Mensenhandel is om die reden toegezegd om de wijzigingen van de B8/3-regeling op een later moment te evalueren. Deze evaluatie wordt uitgevoerd door Pro Facto in samenwerking met Mr. dr. Viola Bex-Reimert (Universiteit Utrecht). De centrale onderzoeksvraag is drieledig:

  1. Wat was de beleidstheorie van de wijzigingen van de B8/3-regeling?
  2. Hoe wordt de gewijzigde regeling uitgevoerd en hoe ervaren betrokkenen (uitvoeringsorganisaties, maatschappelijke organisaties en de doelgroep) het uitvoeringsproces?
  3. Wat zijn de voorlopige resultaten/effecten van de wijzigingen van de B8/3-regeling?

Rekenkamer Amersfoort: aanpak ondermijning

De rekenkamer Amersfoort wil inzicht krijgen in de aard en omvang van ondermijnende criminaliteit binnen de gemeente Amersfoort en de effectiviteit van de gemeentelijke aanpak in de bestrijding daarvan. Om ondermijnende criminaliteit aan te pakken zet de gemeente Amersfoort in op drie speerpunten:

  • het vergroten van de weerbaarheid;
  • het intensiveren van de lokale, integrale aanpak;
  • de aanpak van problematische jeugdnetwerken en het tegengaan van criminele doorgroeimogelijkheden van jongeren.

Pro Facto gaat het onderzoek uitvoeren. De centrale onderzoeksvraag luidt daarbij als volgt:

In hoeverre hanteert de gemeente zowel qua beleid als qua uitvoering een adequate aanpak in de bestrijding van ondermijning?

In het kader van het onderzoek worden onder meer veel interviews gehouden binnen en buiten de gemeentelijke organisatie, voeren we observaties uit en selecteren we een aantal casestudy's waar we dieper op ingaan. Om de betrokkenheid van de gemeenteraad bij het ondermijningsbeleid en de informatie aan en informatiebehoefte van de raad in beeld te brengen voeren we een groepsgesprek met de woordvoerders op het gebied van openbare orde en veiligheid van alle raadsfracties. 

RKC Heemskerk: bezuinigingen op bibliotheek en muziekschool

De rekenkamer van de gemeente Heemskerk wil met een onderzoek naar de realisatie van bezuinigingen op de muziekschool en de bibliotheek de raad inzicht bieden in de uitvoering van de taakstellingen die de raad in zijn meerjarenplanning 2015-2018 heeft neergelegd. De vraag is daarnaast wat van de uitvoering van beide taakstellingen geleerd kan worden. Pro Facto voert dit onderzoek uit. 

Ministerie van Justitie en Veiligheid: gebruik open bronnen voor aanpak ondermijning

Steeds meer gemeenten maken gebruik van digitale open bronnen bij de aanpak van ondermijning en handhaving van de openbare orde. Dat doen ze bijvoorbeeld door informatie te verzamelen over fenomenen, doelgroepen, kwetsbare branches of door personen in kaart te brengen waarvan signalen of vermoedens bestaan dat ze zich bezighouden met ondermijnende criminaliteit. Het gebruik maken van open bronnen is inmiddels een gangbare praktijk, maar veel gemeenten weten vaak niet welke juridische kaders daarbij in acht genomen dienen te worden en hoe ver zij mogen gaan bij het raadplegen van open bronnen. Daardoor lopen gemeenten (onbewust) het risico de AVG te overtreden.

In opdracht van het ministerie van Justitie en Veiligheid ontwikkelt Pro Facto in samenwerking met Hooghiemstra en Partners daarom een handreiking voor gemeenten waarin praktische en juridische handvaten worden geboden voor open bronnen onderzoek bij de aanpak van ondermijning en handhaving van de openbare orde. Deze handreikingen moeten gemeenten beter in staat stellen onderzoek te doen in open bronnen in overeenstemming met de wettelijke kaders waaronder de AVG en dienen ze bij te dragen aan een groter bewustzijn over de (on)mogelijkheden van open bronnen onderzoek.

Rekenkamercommissie Waddeneilanden: toezicht en handhaving in het veiligheidsdomein

Handhaving van wet- en regelgeving is een belangrijk onderdeel van de taken van het gemeentebestuur. Idealiter worden deze regels spontaan nageleefd, in de praktijk zal echter nooit sprake zijn van volledig regelconform gedrag. Daarom dient er toezicht (controle) te worden gehouden op naleving van deze regels en – indien nodig – te worden gehandhaafd (sanctionering) om regelnaleving af te dwingen.

Op de Waddeneilanden geldt de bijzonderheid dat de toezicht- en handhavingsopgave aan piekdrukte onderhevig kan zijn. Dat zou zich dan met name voordoen op het gebied van openbare orde en veiligheid. De Waddeneilanden zijn geliefd bij recreanten en toeristen, die de eilanden in grote getalen opzoeken.  Tijdens de toeristische pieken overtreft het aantal bezoekers de reguliere inwoneraantallen op Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog ruimschoots en dat kan zorgen voor openbare orde-problematiek (bijvoorbeeld in uitgaansgebieden, op campings en in recreatiegebieden).

Pro Facto heeft van de gemeenschappelijke rekenkamercommissie van de vijf Waddeneilanden opdracht gekregen een onderzoek te doen naar toezicht en handhaving op het gebied van openbare orde en veiligheid in relatie tot piekdrukte door toeristen.

 

WODC: naleving AVG door overheden

De AVG bestaat uit open normen die zich in de praktijk niet altijd makkelijk laten toepassen. Invulling daarvan door de Uitvoeringswet AVG is niet goed uit de verf gekomen. Dit komt door de ‘beleidsneutrale’ opzet van de Uitvoeringswet AVG en het gebrek aan (latere) concretisering van die open normen. De UAVG heeft daarmee niet veel toegevoegde waarde ten opzichte van de AVG. Voor de uitvoeringspraktijk draagt de UAVG niet bij tot meer duidelijkheid. Dit is de hoofdconclusie van de wetsevaluatie die Pro Facto en Hooghiemstra & Partners hebben gedaan in opdracht van het WODC. Het onderzoek ‘Bescherming gegeven?’ is op 6 september 2022 aangeboden aan de Tweede Kamer.

De onderzoekers raden aan de wet te verbeteren. Dit kan door de UAVG en de sectorale wetgeving te benutten om tot concretisering te komen. Hierbij kan inspiratie worden opgedaan in andere landen waar de AVG ook geldt.

Ook gedragscodes zouden een veel effectievere rol kunnen spelen bij het toepassen van algemene beginselen in een specifieke sector. Specifiek voor het verwerken van persoonsgegevens door de overheid adviseren de onderzoekers de rechtsbescherming voor burgers tegen de verwerking van persoonsgegevens te vereenvoudigen. Dit kan door een brug te slaag tussen de (U)AVG en de Awb. Ook het gat dat nu bestaat tussen de AVG en de Awb bij geautomatiseerde besluitvorming zou gedicht kunnen worden. De toezichthouder, de Autoriteit Persoonsgegevens, zou de werkwijze rondom de bestuurlijke boete meer transparant kunnen vormgegeven en bij de meldplicht datalekken het toezicht op niet-melders kunnen intensiveren.  [einde intro]

Achtergrond

Sinds 25 mei 2018 geldt de Algemene Verordening Persoonsgegevens (AVG). Deze Europese verordening regelt de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en het vrije verkeer van die gegevens. De Uitvoeringswet Algemene verordening persoonsgegevens (UAVG) vult de ruimte in die Nederland als lidstaat heeft om op bepaalde punten meer specifieke nationale regelingen te treffen.

Open normen

In het evaluatieonderzoek is gekeken naar de uitvoering van de UAVG en is de werking van de wet geëvalueerd. Hierbij hebben de onderzoekers veel hulp gekregen van experts uit het veld, van Functionarissen Gegevensbescherming (FG’s), staatsraden en advocaten tot aan academische experts.

De AVG gaat uit van open normen. Deze normen zijn voor een belangrijk deel een voortzetting van regelgeving die er voor de AVG ook al was. Een verdere concretisering en specifieke invulling in de UAVG heeft niet plaatsgevonden. Ook heeft per branche via zogenaamde gedragscodes amper een operationalisering van normen plaatsgevonden, nu de gedragscode als instrument nauwelijks van de grond komt. De onderzoekers formuleren dan ook verschillende aanbevelingen die gelet op het samenstel van AVG, UAVG, bijzondere wetgeving en sectorale gedragscodes handvatten kunnen zijn voor de praktijk van het gegevensbeschermingsrecht.

Besluitvorming en rechtsbescherming

Bij de rechtsbescherming tegen het handelen van de overheid heeft het besluit een sleutelrol. Dit wringt met de systematiek van de (U)AVG waarin de verwerking van persoonsgegevens en daarmee de verwerkingsactiviteit – een feitelijke handeling – een meer centrale rol inneemt. De onderzoekers raden aan om een brug te slaan tussen de (U)AVG en de Awb, zowel op het vlak van geautomatiseerde besluitvorming als op het vlak van rechtsbescherming. Ook pleiten de onderzoekers ervoor om de toegang tot de civiele rechter laagdrempeliger te maken door de toegang tot de verzoekschriftprocedure in de UAVG te verruimen.

Kinderen

Speciale aandacht is nodig voor de huidige zwakke positie van kinderen en hun persoonsgegevens. Juist van de jonge generatie worden ongekend veel persoonsgegevens vastgelegd en verspreid, soms ook door ouders. Zij zouden beter beschermd moeten worden.  

Toezichts- en handhavingsbeleid nodig

Behalve naar de werking van de UAVG is ook gekeken naar het functioneren van de boetebevoegdheid van de AP. Het onderzoek plaatst kanttekeningen bij de wijze waarop de toezichthouder deze bevoegdheden hanteert. Zo hebben de onderzoekers niet kunnen vaststellen hoe het toezicht er in de praktijk uit ziet. Er is geen gepubliceerd toezichts- en handhavingsbeleid, zoals dat bij veel andere toezichthouders het geval is. Ook hebben de onderzoekers, na bestudering van cases waarin een bestuurlijke boete is opgelegd, niet goed duidelijk kunnen krijgen hoe de AP de hoogte van de boetes vaststelt. Zij verwachten dat een meer transparante werkwijze voor het vaststellen en opleggen van boetes kan zorgen voor meer begrip en grotere acceptatie door de ondertoezichtstaanden.

Geef niet gemelde datalekken meer aandacht

Het onderzoek stelde ook de meldplicht datalekken aan de orde. Opvallende bevinding is dat de toezichthouder relatief veel handhavingscapaciteit steekt in gemelde datalekken. Ook wanneer de ondertoezichtstaande maatregelen heeft genomen en het probleem heeft opgelost, leidt dat soms tot stevige sancties. De vraag is of in het toezicht het evenwicht tussen gemelde en niet-gemelde datalekken niet op een andere manier zou kunnen worden gevonden.

Klik HIER om het eindrapport te downloaden. 

WODC: tijdelijke COVID-19 regelgeving J&V

In januari 2020 komen de eerste berichten over de uitbraak van een nieuw virus in China, in de stad Wuhan. Eind februari 2020 worden de eerste coronabesmettingen in Nederland vastgesteld. De ontwikkelingen gaan snel en in maart 2020 is de Nederlandse situatie al veranderd van ‘handen wassen en geen handen schudden’ naar een gedeeltelijke lockdown waarin onder meer de scholen en de horeca, maar ook de Rechtspraak de deuren moeten sluiten. Niet lang daarna, in april 2020 treedt de eerste spoedwetgeving rondom corona voor voorzieningen op het terrein van Justitie en Veiligheid (JenV) in werking. In deze wetgeving worden voor alle rechtsgebieden (strafrecht, bestuursrecht, privaatrecht) voorzieningen getroffen, veelal voor het waarborgen van de continuïteit van het rechtsverkeer tijdens de coronacrisis.

In deze eerste fase hebben de rechtbanken moeten prioriteren welke zaken urgentie hadden en die geen of zo min mogelijk uitstel mochten krijgen. Strafzaken en civiele jeugdzaken kregen in dat kader bijvoorbeeld prioriteit. De urgente zaken zijn zo mogelijk via een telefonische of beeldverbinding behandeld of zijn schriftelijk behandeld. Verschillende rechtbanken, Penitentiaire Inrichtingen (PI’s) en detentiecentra beschikten voor de uitbraak van de coronapandemie nog niet over (voldoende) technische faciliteiten om een digitale (beeld)verbinding te realiseren voor een online of hybride zitting. In de beginperiode van de coronacrisis lag de focus bij de rechtbanken en andere inrichtingen op het realiseren van voldoende praktische en technische faciliteiten om zodoende zaken ook in een digitale zitting te kunnen behandelen.

Wetgeving die normaliter maanden of zelfs jaren voorbereidingstijd vraagt, is in een periode van ongeveer drie maanden opgesteld, ingevoerd en in gebruik genomen. De reden van de snelle invoering stond ook niet ter discussie: er was sprake van een crisis en dat vraagt om snelle, passende maatregelen om de (tucht)rechtspraak, het penitentiaire beklagrecht, het verlijden van akten en het uitreiken van exploten zo spoedig mogelijk weer doorgang te laten vinden.

Twee jaar later wordt dan ook duidelijk dat niet aan alle voorzieningen uit de tijdelijke crisiswetgeving evenveel behoefte bestaat en/of meerwaarde wordt gezien om deze op de langere termijn te behouden. De vraag vanuit het ministerie van JenV in hoeverre en onder welke (juridische en praktische) condities (onderdelen van) voorzieningen van de tijdelijke COVID-19-wetgeving JenV omgezet kunnen worden in permanente regelingen, leidt dan ook (per voorziening) tot wisselende antwoorden. Uit ons onderzoek voor het WODC volgt dan ook dat niet voor alle voorzieningen zonder meer draagvlak lijkt te bestaan voor een permanente wettelijke basis

WODC: bestuurlijke aanpak georganiseerde criminaliteit

Een effectieve bestrijding van de georganiseerde criminaliteit vraagt om een geïntegreerde aanpak op strafrechtelijk, fiscaal en bestuurlijk vlak. Het Kabinet Balkenende IV heeft daarvoor in 2008 het startsein gegeven met het Programma Versterking Aanpak Georganiseerde Misdaad. Een belangrijk aandachtspunt daarin was de verbetering van de bestuurlijke aanpak bij het opwerpen van barrières voor ‘gelegenheidsstructuren’ voor criminele praktijken.

Onderdeel van de aanpak zijn de Regionale Informatie- en Expertisecentra (RIEC’s). Deze ondersteunen gemeenten met capaciteit en deskundigheid bij het uitwisselen van informatie, het uitvoeren van analyses, advisering van het bestuur en bieden van ondersteuning bij bijvoorbeeld de inzet van het Bibob-instrumentarium. Daarnaast moeten de RIEC’s de continuïteit en uniformiteit in de bestuurlijke aanpak borgen en bijdragen aan een structurele kennis- en ervaringsopbouw.

In 2009 is een nulmeting uitgevoerd naar de invulling van deze bestuurlijke aanpak en de stand van inrichting van de RIEC’s (Twijnstra Gudde & Capgemini, 2010). Daarop aansluitend zijn over 2012 en 2016 herhalingsmetingen uitgevoerd door Arena Consulting en Pro Facto. De metingen schetsen het aanwezigheidsbewustzijn van georganiseerde criminaliteit, de organisatie en samenwerking, de inzet van instrumenten en de verwachte effectiviteit van de aanpak. Daarnaast geven de metingen inzicht in het beeld dat gemeenten hebben van de RIEC’s. Het WODC laat over 2021 een hernieuwde meting uitvoeren. Deze opdracht is opnieuw gegund aan Pro Facto en Arena Consulting.

Onderzoekscommissie Menselijke Maat Enschede

Eindconclusie Commissie Menselijke Maat Enschede: te streng beleid met nadelige gevolgen wordt stapsgewijs losgelaten (20 oktober 2021)

De Commissie Menselijke Maat Sociaal Domein Enschede heeft haar eindrapport Maatvoering is Mensenwerk II aangeboden aan de gemeenteraad. De commissie constateert dat de gemeente in het verleden een streng beleid heeft gevoerd op het terrein van de Participatiewet en de Wmo 2015, met nadelige gevolgen voor kwetsbare inwoners die een beroep moeten doen op de gemeenschap. Tevens stelt de commissie vast dat de gemeente de laatste jaren steeds meer afstand neemt van dit strenge beleid. De commissie beveelt aan de uitgangspunten voor de nieuwe benadering zichtbaar te maken.

Het sociaal beleid van de gemeente Enschede heeft in het afgelopen decennium in het teken gestaan van de noodzaak om bezuinigingen te realiseren. Tegen de achtergrond van de knellende financiële kaders is een streng beleid gevoerd. Het strenge beleid heeft nadelige gevolgen voor burgers die niet goed meekomen qua zelfredzaamheid en het zelfstandig verwerven van inkomen. Mensen kunnen door strikte naleving van de regels in de klem raken. 

Stapsgewijze loslating van (te) streng beleid
De commissie constateert dat Enschede onder het huidige college de strenge benadering stapsgewijs loslaat. De maatregelenverordening is in 2020 versoepeld en tal van andere maatregelen zijn genomen of worden overwogen om meer ruimte te geven aan de menselijke maat. Hoogleraar socialezekerheidsrecht en voorzitter van de commissie Gijsbert Vonk: ‘De harde aanpak wordt weliswaar stapsgewijs losgelaten, maar een duidelijke waardeoriëntatie hiervoor ontbreekt nog. Dit kan niet alleen aanleiding geven tot onzekerheid bij de uitvoerende diensten over het gevoerde beleid maar ook tot wantrouwen bij de burger ten aanzien van de motieven van de gemeente.’

De menselijke maat in eigen hand nemen
Volgens de commissie kan de gemeente veranderingen in beleid en uitvoering zelf ter hand nemen. Vonk: ‘Onze aanbeveling is om ten eerste de wijze waarop de Participatiewet en de Wmo 2015 worden uitgevoerd vast te leggen in de vorm van een brede publicatie van beleidsregels.  Dit bevordert de transparantie ten aanzien van het gevoerde beleid. Ten tweede adviseren we de gemeente om na te gaan welk bestaand gedrag zij wil vasthouden en welke aanpassingen vanuit een oogpunt van menselijke maatvoering geboden en mogelijk zijn.’

De commissie beveelt verder aan dat de gemeente het uitgangspunt hanteert: ‘alles in één keer goed’. Voorkomen moet worden dat burgers eerst bezwaarschriftprocedures moeten doorlopen alvorens gelijk te krijgen. Ook wat betreft de klachtenprocedure doet de commissie aanbevelingen.

Op weg naar een burgervriendelijk beleid
De commissie constateert dat het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad bereid zijn om zichzelf een spiegel voor te houden wat betreft het gevoerde beleid op het terrein van het sociaal domein en te kijken naar de toekomst. Het instellen van deze commissie is daar een uiting van. Zij heeft er vertrouwen in dat de gemeente een weg naar een burgervriendelijk beleid zal weten te vinden.

Presentatie aan de gemeenteraad
De commissie presenteert de bevindingen en de eindrapportage op dinsdag 26 oktober a.s. (vanaf 17.00 uur) aan de gemeenteraad. Deze bijeenkomst in het stadhuis is toegankelijk voor publiek. U kunt de vergadering ook volgen via een livestream op enschede.nl/bestuur.

De rapporten op een rij

Op 1 juli 2021 heeft de commissie haar tussenverslag Maatvoering is mensenwerk I gepresenteerd aan de gemeenteraad. Voor de eindrapportage heeft de commissie Pro Facto in samenwerking met prof. dr. Albertjan Tollenaar van de Rijksuniversiteit Groningen gevraagd onderzoek te doen. Hun rapport is een bijlage van het eindrapport Maatvoering is mensenwerk II. 

Tussenrapportage 'Maatvoering is mensenwerk' (1 juli 2021)

In de vandaag aan de gemeenteraad aangeboden tussenrapportage 'Maatvoering is mensenwerk' signaleert de commissie drie knelpunten. Allereerst is sprake van een sterk verdeeld beeld over de gewenste menselijke maatvoering door de gemeente. Ten tweede lijkt de menselijke maat in de dagelijkse praktijk van de uitvoering niet altijd uit de verf te komen. Ten derde is onvoldoende duidelijk in hoeverre de menselijke maatvoering in de praktijk structureel onderdeel uitmaakt van interne leer- en verbeterprocessen.

Uiteenlopende beeldvorming
Inwoners, maatschappelijke organisaties en advocaten waarmee gesprekken zijn gevoerd, geven aan dat beleid en uitvoering sterk zijn gestuurd door de wens van de gemeente om de uitgaven beperkt te houden. Verantwoordelijke ambtenaren en bestuurders herkennen zich niet in dit beeld. Zij benadrukken dat beleid en uitvoering invulling geven aan de doelstellingen van de Participatiewet en Wmo 2015.

De commissie stelt vast dat de gemeente Enschede het afgelopen decennium voor een aanzienlijke financiële opgave heeft gestaan. Voorzitter van de commissie, Gijsbert Vonk: ‘In ruimere zin heeft het uitvoeringsbeleid in het sociaal domein de nadruk gelegd op ‘eigen kracht’ en ‘zelfredzaamheid’. Ook de bestrijding van fraude en misbruik vormde een belangrijke doelstelling. Het beleid in Enschede heeft hiermee sterk in het verlengde gelegen van de Haagse hervormingsagenda op het gebied van de maatschappelijke ondersteuning en de sociale bijstand’.

De commissie constateert echter dat het gevoerde beleid nadelig kan uitpakken voor burgers die niet goed meekomen qua zelfredzaamheid en het zelfstandig verwerven van inkomen. Mensen kunnen door strikte naleving van de regels in de klem raken.

Menselijke-maatvoering tussen droom en daad
In het oriënterend onderzoek is de commissie geconfronteerd met diverse voorbeelden van situaties waarin de menselijke maat nog niet wordt geleverd, althans waarbij dat zo wordt beleefd door burgers die zijn gesproken. Vonk: ‘Uit de voorbeelden ontstaat een beeld dat de sociale voorzieningen nog steeds sterk aanbod-gestuurd zijn, dat sprake is van schotten tussen verschillende wettelijke taken en dat wordt gedacht en gehandeld vanuit regels in plaats van de reële behoeften van de inwoners.’

Leren en verbeteren
Het is de commissie niet duidelijk geworden hoe de menselijke maat bij de ambtelijke organisatie in Enschede is geborgd in het evaluatieve proces. Daarmee wordt bedoeld: hoe de gemeente leert van zijn eigen fouten op dit terrein. In het vervolgonderzoek zal de commissie hierop ingaan. Vonk: ‘Dat wij vanuit de overtuiging dat alleen met een goed stelsel van checks and balances het schommelende bootje in het sociaal domein een stabiele koers kan varen’.

Vervolg van het onderzoek
In haar vervolgonderzoek gaat de commissie systematisch uitwerken welke mogelijkheden er bestaan voor afwijkingen van de regels die recht doen aan de belangen en behoeften van de inwoners en hoe die mogelijkheden worden benut. De commissie zal een aantal concrete onderwerpen benoemen waar de gemeente gericht mee aan de slag kan gaan.

Presentatie aan de gemeenteraad
De commissie presenteerde de bevindingen en de tussenrapportage op 8 juli 2021 aan de gemeenteraad. Deze bijeenkomst was niet toegankelijk voor publiek i.v.m. de huidige Coronamaatregelen. 
 

Commissie Menselijke Maat

Op initiatief van de gemeente Enschede onderzoekt de Commissie Menselijke Maat hoe de gemeente Enschede rekening kan houden met de menselijke maat in het sociale domein. Voorzitter van de commissie is Gijsbert Vonk (hoogleraar Rijksuniversiteit Groningen). De leden zijn Anne Mieke Zwaneveld (Ombudsman Rotterdam) en Jan Dirk Pruim (voormalig raadsgriffier van de gemeente Almere).

In het eerste deel van het onderzoek spreekt de commissie zowel met inwoners van de gemeente Enschede als met betrokken maatschappelijke instellingen zoals Sociaal Hart van Enschede en het Diaconaal Platform Enschede. De tussenrapportage wordt begin juli aan de gemeenteraad aangeboden en via deze website openbaar gemaakt. In deze rapportage verwacht de commissie ook aan te geven op welke onderdelen nader onderzoek nodig is.

Voor het tweede deel van het onderzoek laat de commissie zich ondersteunen door de Rijksuniversiteit Groningen in samenwerking met onderzoeksbureau Pro Facto.

Het definitieve rapport met aanbevelingen hoopt de commissie medio oktober aan te bieden aan de Enschedese gemeenteraad.

Wmo en Participatiewet

Het onderzoek richt zich op de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Participatiewet (bijstand). Er wordt teruggeblikt maar vooral ook naar voren gekeken. Waar nodig doet de commissie beleidsmatige en organisatorische aanbevelingen.

Commissieleden

Gijsbert Vonk

Gijsbert Vonk
Gijsbert Vonk is hoogleraar sociale zekerheidsrecht bij de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Rijksuniversiteit Groningen. Vonks interessegebieden zijn (internationaal) socialezekerheidsrecht, publiekrecht, Europees recht en mensenrechten. Hij richt zich onder andere op de juridische aspecten van armoede, een onderwerp dat hij vanuit nationaal en Europees perspectief bestudeert. Daarbij gaat het om de gevolgen die het recht kan hebben voor mensen aan de onderkant van de samenleving. Hij zoekt daarbij actief de dialoog met de samenleving.


Jan Dirk Pruim

Jan Dirk Pruim
Jan Dirk Pruim werkte als gemeentesecretaris van Laren, Dronten en Kampen en als raadsgriffier van Almere. De vernieuwing en verbetering van het democratisch stelsel is een rode draad in zijn werk. Zo introduceerde Pruim in 2004 in Almere het nieuwe vergadermodel de Politieke Markt. Een systeem dat vervolgens vele gemeenteraden in het land inspireerde hun werkwijze te veranderen. De waardering voor zijn werk uitte zich in zowel het erelidmaatschap van de Vereniging van Secretarissen als van de Vereniging van Griffiers. En begin dit jaar in de toekenning van de hoogste Almeerse onderscheiding de  Bonifatiusspeld, die jaarlijks toegekend wordt aan iemand wiens inzet belangrijk is voor de stad Almere en de inwoners.


Anne Mieke Zwaneveld

Anne Mieke Zwaneveld
Mr. A.M. (Anne Mieke) Zwaneveld is sinds 1 maart 2010 de gemeentelijke ombudsman van Rotterdam en een aantal andere gemeenten en gemeentelijke samenwerkingsverbanden in het Rijnmondgebied. Anne Mieke Zwaneveld (geboren 1962) studeerde Nederlands recht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam (afgestudeerd in 1986). Na afronding van de raio (rechterlijk ambtenaar in opleiding) is zij in 1993 aan het werk gegaan als officier van justitie in Rotterdam. Vanaf 2004 was zij als officier van justitie verbonden aan het Landelijk Parket. Vanaf 2006 was zij werkzaam als vice-president in de sector strafrecht in de Rechtbank Rotterdam.
Als ombudsman wil Anne Mieke Zwaneveld een actieve bijdrage leveren aan het oplossen van klachten over de overheid van burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Door bemiddeling en door te toetsen of de overheid zich al dan niet behoorlijk heeft gedragen wil zij het vertrouwen in de overheid herstellen.


Chantal Ridderbos-Hovingh

uw contactpersoon
Chantal Ridderbos-Hovingh

Chantal is voor dit onderwerp onze contactpersoon.
Meer informatie over haar vindt u hier.
050 313 98 53

Neem contact op met Chantal

Zoeken