Gegevensbescherming

Provincie Fryslân: evaluatie interbestuurlijk toezicht

In opdracht van de provincie Fryslân gaan we het interbestuurlijk toezicht op grond van de Wet revitalisering generiek toezicht evalueren. De evaluatie levert een beeld op van de ervaringen van gemeenten en de provincie met het IBT-stelsel in Fryslân en bijdragen aan de doorontwikkeling daarvan. De hoofdvraag van de evaluatie luidt als volgt:

Hoe is het stelsel van IBT in de provincie Fryslân ingericht, hoe functioneerde het interbestuurlijk toezicht in de provincie Fryslân in de afgelopen vijf jaar, wat zijn de ervaringen daarmee van gemeenten en provincie en welke adviezen kunnen worden gegeven over de toekomstige opzet en werking daarvan en wat zijn daarvan de organisatorische consequenties?

 

 

WODC: evaluatie Garantstellingsregeling curatoren

Als een bedrijf twee of meer schulden bij meerdere schuldeisers heeft, kan het bedrijf zelf, diens schuldeisers of het Openbaar Ministerie (om redenen van openbaar belang) het faillissement van het desbetreffende bedrijf aanvragen. Als het bedrijf uiteindelijk in staat van faillissement wordt verklaard, benoemt de rechtbank die het faillissement heeft uitgesproken een curator. Indien het faillissement in belangrijke mate is veroorzaakt door kennelijk onbehoorlijk bestuur, kan de curator de bestuurders (persoonlijk) aansprakelijk stellen. Het is echter mogelijk dat de boedel ontoereikend is om de kosten van het verrichten van het oorzakenonderzoek en/of het instellen van een rechtsvordering tegen de bestuurders te dekken. In dat geval hoeft de curator niet om die reden van het instellen van een dergelijk onderzoek en/of rechtsvordering af te zien. Het Burgerlijk Wetboek biedt de curator namelijk de mogelijkheid om in het kader van de afwikkeling van het faillissement van de minister een voorschot te krijgen in de vorm van een garantstelling op basis van de Garantstellingsregeling curatoren (GSR).

De afgelopen jaren hebben zich ten aanzien van de GSR verschillende ontwikkelingen voorgedaan waarmee onder meer de fraudesignalerende rol van de curator is verduidelijkt en geprobeerd wordt de reikwijdte van de GSR te verruimen en de regeling risicodragend te maken. We voeren op deze punten een ex-ante-evaluatie met als doel vooraf inzicht te krijgen in te verwachten effecten als de GSR 2012 in overeenstemming wordt gebracht met de vereisten van het Rijksgarantiekader en inzicht te verkrijgen in de risico’s die (wets)wijzigingen met zich meebrengen voor het behalen van de doelstellingen van de GSR.

In het onderzoek worden de volgende centrale onderzoeksvragen beantwoord:

  1. In hoeverre is de Garantstellingsregeling 2012 doeltreffend en doelmatig gebleken?
  2. Hoe zou het Rijksgarantiekader in de Garantstellingsregeling kunnen worden ingepast met behoud van het optimaliseren van de doelstellingen van de regeling?
  3. Hoe verhoudt de Garantstellingsregeling zich tot de Wet versterking positie curator en de Wet civielrechtelijk bestuursverbod en tot de uitbreiding naar aansprakelijkheidsprocedures door een curator van derden dan wel de uitbreiding naar natuurlijke personen en persoonsvennootschappen (motie-Gesthuizen)?

Om deze vragen te beantwoorden voeren we onder meer interviews met curatoren en rechters-commissarissen en zetten we ook digitale enquêtes onder deze functionarissen uit.

We voeren het onderzoek uit in samenwerking met het Groningen Centre for Insolvency Law. Prof.dr. Ko de Ridder is projectleider. Opdrachtgever is het WODC.

Rekenkamercommissie Coevorden: toezicht en handhaving in het fysieke domein

Pro Facto gaat in opdracht van de rekenkamercommissie Coevorden onderzoek doen naar toezicht en handhaving in het fysieke domein. Het onderzoek beoogt inzicht te geven in de wijze waarop de gemeente Coevorden toezicht houdt en handhavend optreedt en hoe (effectief) toezicht en/of handhaving door de provincie Drenthe, de Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe en de Veiligheidsregio Drenthe verloopt. Het onderzoek richt zich op de toezichts- en handhavingsopgave van de gemeente Coevorden in het ruimtelijk domein. Het gaat daarbij specifiek om toezicht en handhaving op het gebied van milieu, bouwen en wonen, sloop, bomenkap, ruimtelijke ordening (inclusief gebruik volgens bestemming en binnen de kavelgrenzen) en brandveiligheid.

Het onderzoek beperkt zich wat betreft de andere organisaties (provincie, RUD en VRD) tot de vraag hoe effectief deze organisaties (op en voor de gemeente Coevorden) toezicht houden of handhavend optreden.

In het onderzoek onderscheiden we de volgende drie onderzoeksthema’s:
1. Beleid
2. Uitvoering en organisatie
3. Samenwerking met andere organisaties

Rekenkamercommissie Vechtstromen: evaluatie De Doorbraak

De Doorbraak stond voor het eerst genoemd in de begroting 1995 van waterschap Regge en Dinkel. Er zou een visie ontwikkeld worden voor de afvoer van landelijk water tussen het gebied ten oosten van Almelo en de Midden-Regge. In 1998 werd door het waterschap de Reggevisie opgesteld, gericht op het bereiken van een duurzaam functionerende waterhuishouding in het stroomgebied van de Regge. Dit betekent een optimale benutting van gebiedseigen water en het voorkomen van afwenteling van waterproblemen naar andere (deel)gebieden en andere generaties. Eén van de projecten die in dit kader is uitgevoerd is de nieuwe waterloop De Doorbraak. Bij de rekenkamercommissie Vechtstromen leeft een aantal vragen over het project De Doorbraak, uitmondend in de volgende centrale vragen:

1. Hoe heeft de besluitvorming rondom het project De Doorbraak plaatsgehad?
Met als aandachtspunten:
a. informatievoorziening van ambtelijke organisatie naar portefeuillehouder, van
portefeuillehouder naar dagelijks bestuur en van dagelijks bestuur naar algemeen
bestuur;
b. de verschillende gremia die daarbij een rol spelen zoals vergaderingen van het
algemeen en dagelijks bestuur, commissievergaderingen en
portefeuillehouderoverleggen; en
c. de uitoefening van bevoegdheden, taken, rolopvatting en -invulling door secretaris,
portefeuillehouder, dagelijks bestuur, voorzitter en algemeen bestuur daarbij.

2. Zijn hieruit aanbevelingen of leer- en verbeterpunten voor de toekomst te destilleren?
a. welke zijn dat concreet,
b. hoe kunnen die geïmplementeerd worden en
c. hoe kunnen die geborgd worden?

 

Pro Facto gaat dit onderzoek uitvoeren.

Rekenkamercommissie Ooststellingwerf, Weststellingwerf en Opsterland: vergunningverlening

De gemeenten Opsterland, Weststellingwerf en Ooststellingwerf (OWO) werken ambtelijk sinds 1 juli 2015 samen op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). Ten behoeve van die samenwerking is een gezamenlijke afdeling gevormd; de afdeling OWO-VTH. Deze afdeling is verantwoordelijk voor de uitvoering van VTH-taken voor de drie OWO-gemeenten. De gezamenlijke rekenkamercommissie van de drie gemeenten laat door Pro Facto onderzoek uitvoeren naar het proces van vergunningverlening door de afdeling OWO-VTH. Kort samengevat gaat het bij dit onderzoek om:
1. Efficiëntie, effectiviteit en rechtmatigheid van het vergunningverleningsproces;
2. Een vergelijking op onder meer kosten, kwaliteit, klanttevredenheid;
3. Ervaringen met betrekking tot de geleverde kwaliteit (klanttevredenheid).

Provincie Flevoland: op weg naar Nieuwe Natuur; evaluatie van de sturingsfilosofie

Op 20 maart 2013 besloten Provinciale Staten van Flevoland voor het gebied Oostvaarderswold een programma Nieuwe Natuur in Flevoland te realiseren. Daarvoor is een plan van aanpak Nieuwe Natuur opgesteld, dat op 3 juli 2013 aan Provinciale Staten is gepresenteerd. Uitgangspunt is dat initiatiefnemers, zoals ondernemers, bewoners, terreinbeherende organisaties en ook gemeenten, worden uitgenodigd plannen voor de ontwikkeling van nieuwe natuur aan de provincie voor te leggen.

Provinciale Staten hebben besloten de uitwerking van 22 projecten binnen het programma Nieuwe Natuur te faciliteren. Op enkele projecten na is voor deze 22 projecten inmiddels een realisatieovereenkomst gesloten. Provinciale Staten hebben besloten om naar aanleiding van de ‘Tussenbalans programma Nieuwe Natuur’ in het voorjaar 2018 een evaluatie te starten van het programma Nieuwe Natuur en van de daarin gevolgde nieuwe aanpak. Pro Facto heeft de opdracht gekregen de sturingskant van het programma te onderzoeken. Nieuwe Natuur gaat uit van een sturingsfilosofie waarin private partijen een publieke taak uitoefenen en sturing via burgerinitiatieven centraal staat. Pro Facto en Wageningen University & Research zijn gevraagd deze evaluatie uit te voeren. Het doel van de evaluatie is tweeledig:

  • inzicht krijgen in de resultaten van het programma Nieuwe Natuur en de ervaringen met de toegepaste sturingsfilosofie in de praktijk;
  • lessen trekken voor toekomstige natuurrealisatie in Flevoland en de provinciale beleidsontwikkeling in het algemeen.

Klik hier om het eindrapport te downloaden.

Regio Groningen-Assen: evaluatie en actualisatie regiovisie

De Regio Groningen-Assen (RGA) is een vrijwillig samenwerkingsverband tussen elf gemeenten en de provincies Groningen en Drenthe. Sinds de start van de samenwerking in 1996 heeft de RGA talrijke investeringen gedaan in het versterken van de economie en de gebiedskwaliteit in de regio. In 2013 is de samenwerking geëvalueerd in het licht van de veranderde economische omstandigheden. Dit heeft geleid tot de geactualiseerde Regiovisie Veranderende Context, Blijvend Perspectief. In 2014 zijn de samenwerkingsafspraken tussen alle betrokken partijen vastgelegd in een convenant. In dit convenant is onder meer afgesproken dat de Regiovisie van de samenwerkende partijen eens in de vier jaar opnieuw geëvalueerd en geactualiseerd moet worden. Deze evaluatie en actualisatie wordt uitgevoerd door E&E Advies en Pro Facto. Doel van het onderzoek is de samenwerking van de RGA in de afgelopen vier jaar te evalueren en daaruit lessen te trekken voor de nieuwe periode. Naast de inhoudelijke resultaten en de organisatie is de vraag wat de RGA toevoegt aan de bestaande structuren hierbij een belangrijk onderdeel.

 

Delftse rekenkamer: toezicht en handhaving in het fysieke domein

De Delftse Rekenkamer heeft door Pro Facto onderzoek laten uitvoeren naar toezicht en handhaving in het fysieke domein. Het onderzoek had met name betrekking op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, beter bekend als de Wabo (bouwen en wonen, ruimtelijke ordening en milieu). Daarnaast is parkeren ook meegenomen in het onderzoek.

Een van de conclusies is dat het beleid voldoet aan de wettelijke eisen, maar dat het wel beter moet. De drie speerpunten in het beleid, te weten veiligheid, gezondheid en monumenten/beschermd stadsgezicht zijn namelijk niet gebaseerd op een goede analyse naar de risico’s. Verder zijn de prioriteiten te algemeen om goed houvast te bieden. Daardoor bepalen de toezichthouders nu grotendeels zelf waarop ze toezicht houden. Vervolgens wordt er alleen gehandhaafd bij concrete klachten. Dit kan tot willekeur leiden. Wel is de manier waarop toezicht wordt gehouden de laatste jaren sterk verbeterd. Ook constateert de Delftse Rekenkamer in het onderzoek dat de gemeenteraad zijn rol op dit onderwerp beperkt invult. De gemeenteraad heeft geen accenten gelegd en volgt maar beperkt hoe het gaat. Bovendien vindt de Delftse Rekenkamer dat de voorlichting en communicatie over dit onderwerp beter kan. Ze adviseert het college van b en w dan ook om dit te verbeteren.

Klik hier om het eindrapport te downloaden. Alle conclusies zijn handzaam weergeven in deze factsheet.

 

 

Rekenkamercommissie Edam-Volendam: opvolging aanbevelingen en werking verordening

In 2015 heeft Pro Facto in opdracht van de rekenkamercommissies van de (toenmalige) gemeenten Edam-Volendam en Zeevang onderzoek gedaan naar het subsidiebeleid en de uitvoering ervan. Vooral over de gemeente Edam-Volendam waren de conclusies kritisch. De algemene conclusie luidde dat de gemeente niet ‘in control’ was als het gaat om subsidieverstrekking: de verstrekking verliep niet altijd rechtmatig, het was niet duidelijk waar de omvang van grote subsidies op gebaseerd was en het was ook niet duidelijk aan welke activiteiten de subsidie besteed is en of dat wel effectief was. Er zijn zeven aanbevelingen geformuleerd die gericht waren aan de per 1 januari 2016 ontstane fusiegemeente. Op 14 juli 2016 heeft de gemeenteraad een nieuwe Algemene subsidieverordening vastgesteld. In het betreffende raadsvoorstel wordt als een van de overwegingen bij de nieuwe verordening gesteld dat het rekenkamerrapport voor kennisgeving is aangenomen en dat de aanbevelingen zijn overgenomen. Dat blijkt echter niet het geval. Van de zeven aanbevelingen zijn er maar drie daadwerkelijk opgevold. Klik hier voor het rapport.

WODC: evaluatie Wet beperking oplegging taakstraffen

Sinds 1989 is de taakstraf naast de vrijheidsstraf en de geldboete één van de hoofdstraffen in het Wetboek van Strafrecht (Sr). In die vijfentwintig jaar heeft de taakstraf zich ontwikkeld tot een sanctie die zich qua zwaarte tussen de vrijheidsstraf en de geldboete in bevindt. Op 3 januari 2012 werd de Wet beperking oplegging taakstraffen van kracht waarmee een nieuw artikel 22b Sr geïntroduceerd werd. Met deze wetswijziging en gelijktijdige aanscherping van het OM-vorderingsbeleid werd de mogelijkheid om een taakstraf te vorderen en op te leggen in een tweetal gevallen ingeperkt. Het gaat om veroordelingen voor ernstige zeden- of geweldsmisdrijven en gevallen waarin eerder een taakstraf is opgelegd wegens een soortgelijke misdrijf. In die gevallen kan de rechter enkel een taakstraf opleggen indien daarnaast een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel wordt opgelegd.

In opdracht van het WODC heeft Pro Facto ruim 4 jaar na inwerkingtreding het evaluatieonderzoek naar deze wet verricht. Het doel van het onderzoek was vast te stellen of de invoering van artikel 22b Sr in samenhang met de aanscherping van het vorderingsbeleid van het OM heeft geleid tot een blijvende aanpassing van de toepassingspraktijk van het vorderen en opleggen van taakstraffen en of de door de wetgever beoogde effecten zijn ingetreden.

De effecten van de wetswijziging voor het maatschappelijk draagvlak zijn onderzocht met behulp van een kwantitatieve COOSTO-analyse van sociale media-berichten en door de bestudering van enkele case study’s die aanleiding gaven tot grote maatschappelijke ophef. Deze cases waren Project X Haren, een dodelijk verkeersongeval, ongeregeldheden bij een KNVB-bekerfinale en een mishandeling door een ‘kopschopper’. In alle cases had de rechter artikel 22b Sr juist toegepast, maar toch leidde het vonnis tot maatschappelijke onrust. Mogelijke oorzaken van deze onrust kunnen onder andere gevonden worden in stereotiepe daderbeelden (bijvoorbeeld ten aanzien van de etniciteit), media-aandacht en omvang van het slachtofferleed. Ook spelen factoren van strafrechtelijke aard een rol: bijvoorbeeld indien de dader een relatief klein aandeel had bij een misdrijf waarbij veel plegers betrokken waren, zoals ingeval van Project X Haren.

Daarnaast is een grootschalige kwantitatieve analyse gemaakt van de registratie van alle vonnissen in de periode 2009-2014 waarin een taakstraf werd opgelegd. Uit deze verzameling is een steekproef van honderd zaken meer in detail bestudeerd. Hieruit kwamen enkele trends naar voren. Op grond van deze gegevens kon onder meer worden vastgesteld dat het aandeel taakstraffen zonder onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor zeden- en geweldsmisdrijven die gelet op het formele criterium vallen onder de werking van artikel 22b lid 1 Sr gedaald is. In de gevallen waarin de rechter wel een taakstraf zonder onvoorwaardelijke gevangenisstraf oplegde, bleek op grond van de kwalitatieve analyse veelal geen te sprake zijn van een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit, waardoor niet werd voldaan aan het materiële criterium in artikel 22b lid 1 Sr. Rechters lijken daarmee te vonnissen in lijn met de wet.

Ook in geval van soortgelijke recidive (lid 2) is het aantal vonnissen met een taakstraf zonder onvoorwaardelijke vrijheidsstraf zowel in absolute als relatieve zin gedaald. Deze trend is in overeenstemming met de bedoelingen van de wetgever.

Uit het onderzoek kwam naar voren dat het OM en rechters binnen de ruimte die hen geboden wordt door de wetgever steeds een nauwgezette afweging maken van strafmodaliteiten en hun werking. Er doen zich veel zaken voor waarin een strafcombinatie van een voorwaardelijke gevangenisstraf met gedragsbeïnvloedende voorwaarden met een taakstraf de aangewezen aanpak is. Met de wet is deze mogelijkheid vervallen. De onderzoekers bevelen de minister aan deze combinatie weer mogelijk te maken. Bij brief van 22 januari 2018 heeft de minister voor Rechtsbescherming aangekondigd om voor de zomer van 2018 zijn beleidsreactie, waarbij hij tevens ingaat op deze aanbeveling, aan de Kamer te zenden.

Klik hier om het eindrapport te downloaden.

Zo mild is Nederlandse rechter niet (Volkskrant, 24 januari 2018)

 

Chantal Ridderbos-Hovingh

uw contactpersoon
Chantal Ridderbos-Hovingh

Chantal is voor dit onderwerp onze contactpersoon.
Meer informatie over haar vindt u hier.
050 313 98 53

Neem contact op met Chantal

Zoeken