Gegevensbescherming

Rekenkamer Leeuwarden: bestuurlijke samenvoeging Boarnsterhim met Leeuwarden - lessen voor de toekomst

Op 1 januari 2014 is de gemeente Boarnsterhim opgeheven. De gemeenteis in vieren gesplitst en verdeeld over de gemeenten Leeuwarden, Heerenveen, Súdwest-Fryslân en De Friese Meren. Negen dorpen, in grootte variërend van 28 tot 5.646 inwoners, zijn onderdeel van de gemeente Leeuwarden geworden. In totaal heeft de gemeente Leeuwarden door deze gemeentelijke herindeling bijna 11.000 nieuwe inwoners gekregen, iets meer dan de helft van het aantal inwoners van de gemeente Boarnsterhim. Pro Facto heeft voor de rekenkamer Leeuwarden onderzoek gedaan naar de lessen die de gemeente Leeuwarden kan leren van de herindeling. In het onderzoek is het proces van de bestuurlijke samenvoeging beoordeeld en bekeken welke lessen getrokken kunnen worden voor de toekomst.

Ondanks een aantal knelpunten is de algemene conclusie van de Rekenkamer dat de samenvoeging van Boarnsterhim bij Leeuwarden een succesvol proces is geweest. Er hebben zich in het proces geen belangrijke financiële, organisatorische of personele knelpunten voorgedaan en de inwoners van de voormalige gemeente Boarnsterhim lijken tevreden te zijn en zien een vooruitgang in de gemeentelijke dienstverlening en voorzieningen. Wel blijken vanuit het oogpunt van de gemeente Leeuwarden enkele specifieke dossiers, zoals het beheer openbare ruimte en grondexploitaties, negatiever uit te pakken dan werd verwacht.

Klik hier om het eindrapport te downloaden.

 

Gemeente Capelle aan den IJssel: evaluatie woonoverlast

Voor de gemeente Capelle aan den IJssel is (de aanpak van) woonoverlast zowel organisatorisch als bestuurlijk een belangrijk onderwerp. In 2011 heeft de gemeente een nieuw beleid ontwikkeld om woonoverlast tegen te gaan, de Aanpak Woonoverlast. Zij heeft zich onder meer tot doel gesteld om de veiligste 50.000+ gemeente van de regio Rotterdam-Rijnmond worden. Om dit doel te bereiken heeft de gemeente een Integraal Veiligheidsbeleid en een Actieplan aanpak woonoverlast vastgesteld.

De gemeente past de Aanpak Woonoverlast inmiddels een aantal jaren toe en laat dit nu door Pro Facto in de breedte evalueren. In het onderzoek staat de volgende onderzoeksvraag centraal:

Wat is het beleid over en de aard en omvang van woonoverlast in de gemeente Capelle aan den IJssel, in hoeverre is de Aanpak Woonoverlast doelmatig en effectief, wat zijn relevante toekomstige ontwikkelingen en hoe kan het bestaande beleid worden verbeterd, aangescherpt of geïntensiveerd?

Rekenkamercommissie Littenseradiel: evaluatie accommodatiebeleid

De gemeente Littenseradiel is een kleine Friese gemeente met een groot aantal dorpskernen, variërend in omvang van enkele tientallen tot ongeveer tweeduizend inwoners. Logischerwijs heeft dit geleid tot een grote spreiding van publieke voorzieningen. De accommodaties voor basisonderwijs, kinderopvang en sport alsmede dorpshuizen zijn kleinschalig ingericht, terwijl de reisafstanden voor de gebruikers minimaal zijn.

Er is een aantal ontwikkelingen op demografisch, financieel, sociaal, cultureel en economisch gebied dat relevant is voor de toekomst van deze accommodaties. Zo is er sprake van ontgroening en vergrijzing van de bevolking en staan de gemeentelijke financiën mede door landelijke ontwikkelingen onder druk. Bovendien is op bestuurlijk vlak het plan opgevat om de gemeente per 1 januari 2018 over te laten gaan in drie buurgemeenten: Leeuwarden, Súdwest-Fryslân en het nieuw te vormen Noardwest-Fryslân. Om deze redenen heeft de gemeenteraad van Littenseradiel gevraagd om rekenkameronderzoek te doen naar het accommodatiebeleid in de gemeente. Pro Facto voert dit onderzoek uit. Het heeft de volgende centrale vraagstelling:

Hoe is het accommodatiebeleid van de gemeente Littenseradiel uitgevoerd, hoe vindt het financiële beheer door de accommodaties plaats, welke knelpunten doen zich daarbij voor en hoe kunnen deze knelpunten opgelost worden?

Evaluatie Dialoogtafel

De Dialoogtafel Groningen heeft goede resultaten bereikt die zonder de Tafel waarschijnlijk niet waren bereikt.

Dat concluderen Janka Stoker (hoogleraar Leiderschap en Organisatieverandering) en Heinrich Winter (hoogleraar Bestuurslunde en directeur van Pro Facto) in hun evaluatierapport ‘Dialoogtafel: woorden én daden’. Zij maakten in opdracht van de Dialoogtafel Groningen een analyse van het functioneren van de Tafel sinds de oprichting in maart 2014. Voor de uitvoering van het onderzoek is de ondersteuning ingeschakeld van Pro Facto. 

De Dialoogtafel is opgericht om bij te dragen aan het herstel van vertrouwen in de regio die last heeft van aardbevingen door gaswinning. De Tafel met 15 deelnemers en 2 voorzitters is ingezet als uiting van een nieuwe besturingsfilosofie waarbij overheden, bedrijven en burgers op consensus gericht overleggen.

Evaluatie
Uit de evaluatie, die bestond uit een documentstudie en gesprekken met alle deelnemers en andere betrokkenen, blijkt dat de Dialoogtafel opvallende en indrukwekkende resultaten heeft geboekt. Het meest zichtbaar zijn die op het gebied van leefbaarheid en waardevermeerdering van woningen. Maar ook wijzigingen van de werkwijze bij schadeafhandeling en de komst van de Nationaal Coördinator Groningen, waarmee de gevolgen van gaswinning onder publieke regie komen, is voor een groot deel de verdienste van de Dialoogtafel. Hoewel de betrokkenen tevreden kunnen zijn over de bereikte resultaten, is de rode draad van de evaluatie dat het voor hen moeilijk is successen te zien en te claimen als resultaat van de Tafel. Er heerst ook – vaak niet ten onrechte – chagrijn over de worsteling die het werken aan de Tafel met zich meebracht. Partijen hebben zich vanaf de start onvoldoende gerealiseerd dat deze nieuwe vorm van horizontaal overleg tussen overheden en samenleving veel van hen zou vragen.

Het onderzoek laat zien dat er blokvorming aan Tafel was. Aan de ene kant stonden overheden en NAM, die konden terugvallen op professionele organisaties. Zij hadden moeite hun klassieke manier van besturing los te laten en de Tafel te zien als hun maatschappelijke achterban en die steeds te betrekken bij het vormen van beleid. Aan de andere kant stonden de maatschappelijke organisaties, die het werk voor de Tafel naast hun dagelijkse werk moesten doen. Daardoor was het voor hen lastig om tegenwicht te bieden. Van de maatschappelijke partijen vraagt het concept om nieuwe vaardigheden, tijd en investeringen in relaties met de achterban.

Toekomst
De onderzoekers constateren dat de Dialoogtafel door moet gaan. Met de komst van de Nationaal Coördinator Groningen en zijn overheidsdienst is het speelveld drastisch gewijzigd. “Maar juist daarin schuilt een geweldige kans voor de Dialoogtafel, omdat de Tafel nu veel sterker kan worden gepositioneerd”, aldus Heinrich Winter.

Voor de invulling schetsen de onderzoekers twee scenario’s: dat van ‘klassiek adviesorgaan’, waarbij de Tafel – zonder overheden – het gemakkelijker eens kan worden en haar adviezen gemakkelijker kan verdedigen bij de achterban. Tegelijkertijd loopt ze dan het risico vooral aan de zijlijn te staan. Het tweede scenario is dat van ‘maatschappelijke dialoog’, waarbij de Nationaal Coördinator Groningen namens de overheden aan Tafel komt, met de Tafel op consensus gericht overleg voert én achteraf verantwoording aflegt aan de Tafel.

Het tweede scenario heeft de voorkeur van de onderzoekers. Janka Stoker: “Hoewel het een grotere investering vergt van de deelnemers, biedt het een unieke mogelijkheid invloed uit te oefenen op de besluitvorming.” De onderzoekers benadrukken dat voor beide scenario’s geldt dat er heldere spelregels moeten komen en voldoende ondersteuning voor alle deelnemers aan Tafel.

Klik hier om het evaluatierapport te downloaden.

Rekenkamercommissie Tynaarlo: toezicht en handhaving

De Rekenkamercommissie wil voor de raad een duidelijk beeld krijgen of en welke doelen zijn gesteld aan het toezicht en het handhavingsbeleid. Daarnaast wil de Rekenkamercommissie inzicht verkrijgen in de middelen die ingezet worden om die doelen te bereiken, de mate van doelbereiking en de oorzaken van het eventueel niet behalen van gestelde doelen. Pro Facto voert het onderzoek daartoe uit, waarbij de volgende centrale onderzoeksvraag is geformuleerd:

In hoeverre is het toezicht- en handhavingsbeleid van de gemeente Tynaarlo vastgelegd, is dit beleid en de uitvoering ervan rechtmatig, doeltreffend en doelmatig en in hoeverre vinden sturing en verantwoording plaats?

Het onderzoek richt zich op de volgende gebieden:

a.            Algemene plaatselijke verordening gemeente Tynaarlo

b.            Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

c.            Wet ruimtelijke ordening

Rekenkamercommissie Edam-Volendam: effectiviteit van subsidies

"Een prima rapport!" De reacties op het door Pro Facto opgestelde rekenkamerrapport over het subsidiebeleid van de gemeente Edam-Volendam en de uitvoering ervan waren eensluidend. Het onderzoek ging over vraag of subsidies op het gebied van sport, welzijn, sport en recreatie in de gemeente doeltreffend en efficiënt worden besteed. De Stadskrant bestede onderstaand artikel over het onderzoek en de raadsbehandeling ervan. Het onderzoeksrapport is hier te downloaden.

 

Algehele subsidiebeleid Edam-Volendam gaat op de schop!

De conclusies uit het rapport van de Rekenkamercommissie liegen er niet om: het subsidiebeleid van de gemeente is veel te vrijblijvend, er wordt te veel gewerkt vanuit vertrouwen, het is niet duidelijk waarop een en ander gebaseerd is en het is niet duidelijk waaraan de meeste subsidies besteed worden. De aanbevelingen die door de zelfde commissie gedaan zijn worden raadsbreed omhelst.

Onderzocht is of er sprake is van efficiënte doelstellingen en rechtmatige verstrekking. Het betreft subsidies voor welzijn, cultuur, sport en recreatie. En de wijze waarop de gemeenteraad sturing geeft.
De conclusies zijn redelijk vernietigend. Regelingen zijn verouderd, er bestaat geen onderscheid tussen klein, middel en grote subsidieaanvragen. Ook is er geen subsidieplafond vastgesteld en zijn (met name) veel sportsubsidies niet concreet. Tevens ontbreekt het aan managementsturing en is de informatievoorziening aan de raad zeer beperkt.

Ook op de voormalige gemeente Zeevang was er kritiek: structurele subsidies zijn hier regelmatig incidenteel afgehandeld en andersom. Verder bestond er geen koppeling tussen doelen en activiteiten.

Voorgesteld is om een versimpeld beleid in te voeren die uit gaat van drie categorieën: kleine activiteiten, middel en groot. “Zo min mogelijk regels en soorten”, verwoordde de heer Müller, voorzitter Rekenkamercommissie, het nieuwe beleid.

Het gemeentebestuur heeft inmiddels toegezegd alle aanbevelingen van het rapport over te nemen. Er komt een werkgroep die zich bezig gaat houden met de gelijkstemming van beleid tussen Edam-Volendam en de Zeevang. Tevens wordt een opleidingsproces opgestart voor ambtenaren. Ook wordt er een aanvraagformulier voor instellingen en verenigingen ontwikkeld. Dat moet een beeld geven van doelen en prestaties. Daarnaast moet de (ontwerp)begroting inzichtelijk maken welke subsidies worden verstrekt en waaraan. Hiervoor wordt een register opgesteld. Ook moet er een subsidieplafond komen.

De uitvoering zal al in de begroting van 2016 zichtbaar moeten zijn. Eind 2017 zal via een zogeheten quick scan gekeken worden naar de uitwerking.

De reacties vanuit de raad waren eensluidend: een prima rapport! Ook klonk er zelfkritiek. “Het is onze eigen schuld, maar ook van het college.” Loek Kras (Lijst Kras) hoopt op vernieuwde scherpte en is blij dat er meer aandacht komt over de bestedingen van de diverse subsidies.
Nico van Straalen (GroenLinks) deed een oproep om het subsidiebeleid ook in een bredere maatschappelijke context te plaatsen. “Wat wil je als maatschappij bereiken: leg je de aandacht op sport, dan moet dat duidelijk blijken. Wil je dat er meer geld naar monumenten gaat, dan moet daar meer subsidie heen.” Van Straalen was geschrokken van het rapport. “Het huidig beleid is een rommeltje.”

Veel raadsleden waren eveneens schrokken van de conclusies. “Er klopt niets van!” aldus Simon Rikkers (Volendam|80). Ook Pim Bliek (PvdA) noemde het ‘schokkend’ dat er geen overzicht bestaat van de financiële uitgaven richting instellingen. “Wel wil ik benadrukken dat we trots op de vele vrijwilligers moeten zijn. Van de raad en het college verwacht ik meer diepgang: welke doelen wil je halen en hoe. Hoe ga je sturen? De PvdA wil verder dat verenigingen en instellingen geholpen moeten worden bij de cultuuromslag die op stapel staat. Kees Sietsema (Zeevangs Belang) zou graag zien dat er driemaandelijkse rapportages komen. De VVD bij monde van Emile Karregat vond zich in de conclusies van het rapport. En dat gold ook voor Vincent Tuijp (CDA).

Wethouder Kroon-Sombroek noemde het rapport een goede basis om een vertaling van maatschappelijke doelen te maken via een gericht subsidiebeleid. Zij gaf aan dat de prioriteit de laatste jaren ontbrak om dit onderwerp snel op te pakken. “We waren erg bezig met de fusie en de transities in het sociaal domein.” De wethouder welzijn wil snel aan tafel met verenigingen en instellingen om te bespreken hoe om te gaan met de nieuwe verantwoordelijkheden. Ze noemde een driemaandelijkse evaluatie wat veel van het goede. Wethouder Schütt vroeg zich af wat je als gemeente moet doen als doelen niet gehaald worden. “Moet je dan de subsidie weer terug eisen?” Ook hiervoor wil hij beleid zien.

Rekenkamercommissie West-Brabant: verbonden partijen

Voor de realisatie van gemeentelijke doelen kan samenwerking nodig zijn met andere organisaties of kan overwogen worden om bepaalde taken buiten de eigen organisatie te plaatsen. Gemeenten nemen over het algemeen dan ook deel aan allerlei verbonden partijen, die op verschillende manieren zijn vormgegeven. Ook bij de gemeenten Geertruidenberg, Moerdijk en Roosendaal is dat het geval. Een verbonden partij is een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie waarin de gemeente een bestuurlijk en een financieel belang heeft. Het is voor raadsleden vaak lastig om zicht en grip te krijgen en te houden op verbonden partijen. Deelname in een verbonden partij heeft gevolgen voor de sturingsmogelijkheden op de taken die door de verbonden partij worden uitgevoerd. Meerdere rekenkamer(commissie)s hebben inmiddels onderzoek uitgevoerd naar verbonden partijen, onder meer door Pro Facto.

De rekenkamercommissie West-Brabant, de gezamenlijke rekenkamercommissie van de gemeenten Moerdijk, Geertruidenberg en Roosendaal, laat door Pro Facto onderzoek uitvoeren naar verbonden partijen. De centrale onderzoeksvraag luidt als volgt:

In hoeverre zijn er deugdelijke bestuurlijke arrangementen met verbonden partijen, worden deze arrangementen adequaat toegepast, wordt de raad in staat gesteld invulling te geven aan zijn kaderstellende en controlerende rol ten aanzien van verbonden partijen en is de raad in control?

Rekenkamercommissie Loon op zand: governance bij samenwerking

Gemeenten werken vaak samen met andere organisaties. De aanleiding daarvoor kan verschillen. Denk bijvoorbeeld aan het borgen van de kwaliteit van dienstverlening, besparingen, het spreiden van risico's of het bundelen van bestuurlijke krachten. Soms is er ook geen keuze legt het rijk een verplichting tot samenwerking op. De wijze waarop verbonden partijen en samenwerking zijn ingericht kan sterk uiteenlopen, zowel qua opdracht, juridische vorm, organisatievorm, financiering als qua aansturing. Dit geldt ook voor de verbonden partijen waarbij de gemeente Loon op Zand is aangesloten.

Wanneer voor de gemeente taken 'op afstand' staan, is het voor het bestuur en zeker voor raadsleden vaak lastig om zicht en grip te houden op samenwerkingsorganisaties. Vele rekenkamer(com¬missie)s hebben inmiddels onderzoek uitgevoerd naar verbonden partijen en andere vormen van samenwerking. Hieruit komt onder andere naar voren dat het bij raadsleden ontbreekt aan zicht op wat er precies bij het samenwerkingsverband gebeurt en dat hen niet altijd duidelijk is hoe zij invloed uit kunnen oefenen op de verbonden partij of het samenwerkingsverband (sturingsmogelijkheden). Het thema verbonden partijen zal in de toekomst aan belang toenemen, onder meer door de decentralisaties in het sociale domein.

Pro Facto gaat in opdracht van de rekenkamercommissie Loon op Zand - Goirle - Dongen onderzoek doen naar de governance bij samenwerking in de gemeente Loon op Zand. De centrale vraag van het onderzoek luidt: Met welke aannames en vanuit welke doelstellingen neemt de gemeente Loon op Zand deel aan de samenwerking, zijn de verwachtingen waargemaakt en hoe heeft de gemeente daarop gestuurd of kunnen sturen?

Daarbij zijn drie deelvragen onderscheiden:
1. Keuzes samenwerking: Welke keuzes op welke wijze bij de start zijn gemaakt en hoe deze keuzes en het proces daaromheen moeten worden beoordeeld?
2. Inrichting governance: Hoe heeft de gemeente de governance bij samenwerking ingericht, welke instrumenten hebben college en raad daarbij ter beschikking en in hoeverre is dit in voldoende mate congruent met de samenwerkingsvorm?
3. Functioneren in de praktijk: Wordt het instrumentarium in de praktijk op de juiste wijze toegepast door college en raad zodat er voldoende grip is op de prestaties en kosten van de samenwerking(sorganisatie) en op die wijze bijdragen aan de realisatie van de eigen bestuurlijke doelen?

Er wordt verwacht dat op basis van de antwoorden op deze vragen aanbevelingen worden gedaan, vooral wat betreft de politieke sturende (kaderstellende) en controlerende rol.

MInisterie van BZK: wetgeving in Caribisch Nederland

Met ingang van 10 oktober 2010 is de staatkundige structuur van het Koninkrijk der Nederlanden gewijzigd. Het land Nederlandse Antillen is opgeheven. Curaçao en Sint Maarten zijn zelfstandige landen binnen het Koninkrijk geworden en Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn als openbare lichamen deel uit gaan maken van Nederland.

De Nederlands Antilliaanse regelgeving die op de drie laatstgenoemde eilanden gold, was niet zomaar toepasbaar binnen het Nederlandse rechtssysteem en de nieuwe staatsrechtelijke verhoudingen. Daarom heeft een omvangrijke wetgevingsoperatie plaatsgevonden, waarbij de inhoud van de Nederlands Antilliaanse regelgeving zoveel mogelijk is gehandhaafd. In opdracht van de Commissie evaluatie uitwerking nieuwe staatkundige structuur Caribisch Nederland (onder leiding van oud-minister Spies van BZK) heeft Pro Facto onderzoek gedaan naar de werking van wetgeving in Caribisch Nederland.

Het transitieproces heeft buitengewoon veel van de ministeries en de eilanden heeft gevergd. Niet alleen moesten vele regelingen worden aangepast. Dat moest bovendien op zodanige wijze gebeuren, dat daarmee recht wordt gedaan aan wat tot op zekere hoogte als een samenstel van twee rechtsstelsels moet worden beschouwd: het Europees Nederlandse stelsel en het Caribisch Nederlandse stelsel, die ook onderling aan eisen van consistentie dienen te voldoen. Dit is de logische consequentie van de keuze om het Europees Nederlandse recht niet volledig op de eilanden van toepassing te verklaren. Zolang aan deze keuze wordt vastgehouden, zal het voor de ministeries onontkoombaar zijn telkens meerdere regelingen naast elkaar en in onderlinge samenhang te onderhouden. Ofschoon de druk van het transitieproces nu achter de rug is, blijven de eilanden in de huidige opzet te maken houden met communicatieprocessen met de diverse ministeries.

Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de ministeries hebben gezamenlijk buitengewoon veel werk verzet. Veel regelgeving is conform de uitgangspunten en doelstellingen en binnen betrekkelijk korte tijd aangepast. Op onderdelen is bovendien de uitvoering en handhaving verbeterd. Tegenover de successen staan teleurstellingen, met name op de eilanden. Die teleurstellingen hebben voor een niet onbelangrijk deel te maken met de verwachtingen die men rond (‘het magische’) 10 oktober 2010 koesterde. Gedoeld wordt op:

  • de door de enorme omvang van de transitie (en tijdsdruk) feitelijke onmogelijkheid voor eilandbesturen (en maatschappelijke organisaties op de eilanden) om consultatie reële betekenis te geven: men was feitelijk eenvoudig niet in staat de beste consultatiebedoelingen van ministeries te beantwoorden;
  • de flinke opschuiving – al dan niet in etappes – van de regelgeving voor de eilanden in de richting van Europees Nederlandse wetgeving, ondanks het uitgangspunt van continuïteit en geleidelijke invoering van Nederlandse wetgeving: per saldo is er veel nieuwe of gewijzigde regelgeving;
  • de tevoren niet erg zichtbaar gemaakte verschuiving van bevoegdheden van het eilandsbestuur naar ‘Den Haag’, als gevolg van de overgang van een soort federale structuur (Nederlandse Antillen) naar een gedecentraliseerde eenheidsstaat (Nederland);
  • veranderingen op het terrein van uitvoering (zoals van fiscale wetgeving) en handhaving (met name door inspecties) die los van wetswijzigingen al een ingrijpende koerswijziging behelzen;
  • de verwachting op de eilanden dat directe banden met Nederland, gelet op het gelijkheidsbeginsel van artikel 1 Grondwet en artikel 1, tweede lid, Statuut, erin resulteren dat het voorzieningenniveau in algemene zin naar een hoger plan wordt getild.

Klik hier om ons eindrapport te downloaden.

 

Rekenkamercommissie Leek-Marum-Zuidhorn: verbonden partijen

Gemeenten werken vaak samen met andere organisaties. De aanleiding daarvoor kan verschillen. Denk bijvoorbeeld aan samenwerking met andere gemeenten om zo te zorgen voor een bepaalde gewenste kwaliteit van dienstverlening, besparingen of het bundelen van bestuurlijke krachten. Gemeenten hebben over het algemeen allerlei verbonden partijen en samenwerkingsverbanden die op verschillende manieren zijn vormgegeven. Ook bij de gemeenten Leek, Marum en Zuidhorn is dat het geval. De gemeenten participeren in diverse verbonden partijen zoals gemeenschappelijke regelingen, naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen.

Wanneer voor de gemeente relevante zaken 'op afstand' staan, is het voor raadsleden vaak lastig om zicht en grip te houden op samenwerkingspartijen. Meerdere rekenkamer(com¬missie)s hebben inmiddels onderzoek uitgevoerd naar verbonden partijen en andere vormen van samenwerking. Hieruit komt onder andere naar voren dat het bij raadsleden ontbreekt aan zicht op wat er precies bij het samenwerkingsverband gebeurt en dat hen niet altijd duidelijk is hoe zij invloed uit kunnen oefenen op de verbonden partij of het samenwerkingsverband (sturingsmogelijkheden).

Het thema verbonden partijen zal in de toekomst alleen maar aan belang toenemen. Dat geldt voor alle Nederlandse gemeenten, omdat hun takenpakket uitbreidt door de aan-staande decentralisaties en veel gemeenten deze taken zullen uitvoeren samen met andere (omliggende) gemeenten. Specifiek voor de gemeenten Leek, Marum en Zuidhorn is het onderwerp verbonden partijen relevant in verband met de verwachte gemeentelijke herindeling. De drie gemeenten sturen samen met de vierde gemeente van het Westerkwartier, Grootegast, aan op de vorming van één nieuwe gemeente per 1 januari 2018. De beleidskaders van de gemeente zullen geharmoniseerd moeten worden en ook zal bijvoorbeeld de deelname in verbonden partijen moeten worden aangepast.

Pro Facto gaat in opdracht van de rekenkamercommissie Leek-Marum-Zuidhorn onderzoek verrichten naar verbonden partijen. De doelstelling van het onderzoek is tweeledig. In de eerste plaats is het doel te komen tot een beschrijving van de feitelijke stand van zaken ten aanzien van de verbonden partijen van de drie gemeenten. In de tweede plaats gaat het om het formuleren van aanbevelingen waarvan de drie gemeenten gebruik kunnen maken in de toekomst bij de verwachte herindeling.

Chantal Ridderbos-Hovingh

uw contactpersoon
Chantal Ridderbos-Hovingh

Chantal is voor dit onderwerp onze contactpersoon.
Meer informatie over haar vindt u hier.
050 313 98 53

Neem contact op met Chantal

Zoeken