Gegevensbescherming

Rekenkamercommissie Tytsjerksteradiel: realisatie collegeprogramma

De rekenkamercommissie van de gemeente Tytsjerksteradiel wilde inzicht in de realisatie van de in het collegeprogramma gestelde doelen. Het onderzoek had de vorm van een quick scan. De centrale onderzoeksvraag luidde als volgt: In hoeverre zijn de in Ta de kearn. Kolleezjeprogram 2010-2014 gestelde doelen voor 2010 en 2011 gerealiseerd? Het betrof dus een ex post evaluatie, waarin teruggeblikt werd op periode waarin het college¬programma van kracht was.

Ministerie van EL&I: procesevaluatie mosselzaadtransporten

In een in 2009 tussen de visserijsector, het ministerie van LNV en de natuurorganisaties gesloten convenant is afgesproken de mosselkwekerij/-visserij in de periode tot 2020 te verduurzamen. Dat betekent dat het op de bodem van de Waddenzee vissen naar mosselzaad, wat voor een ernstige verstoring van de bodem en het ecologische systeem zou zorgen, wordt vermeden. De nieuwe techniek, vissen met MZI, zou het mogelijk maken mosselen te kweken in de Waddenzee zonder ernstige verstoringen. In 2012 is voor transporten van mosselzaad van Zeeland naar de Waddenzee gedurende de periode 2 t/m 19 april voor het eerst een vergunning op grond van Natuurbeschermingswet verleend. In opdracht van het ministerie van EL&I voert Pro Facto een procesevaluatie uit van de mosselzaadtransporten. De vraagstelling voor de evaluatie luidt als volgt: Hoe moeten de voorbereiding, vergunningverlening en uitvoering van de Zuid-Noord transporten van MZI-mosselzaad worden beoordeeld, hoe heeft het systeem van toezicht en handhaving gefunctioneerd en welke voorstellen tot verbetering kunnen worden gedaan?

WODC: evaluatie experiment uitbesteding van forensisch onderzoek aan particuliere instituten

Lange tijd was het NFI de enige aanbieder in Nederland van forensische expertise. In de 21e eeuw zagen andere particuliere forensische instituten het licht. De grootste hiervan zijn The Maastricht Forensic Institute (TMFI), Verilabs, FOX-IT, de Forensische Polikliniek Kindermishandeling en Independent Forensic Services (IFS). Voor een deel leveren deze instituten dezelfde producten en diensten als het NFI, ook ten behoeve van politie en justitie.

Als politie of justitie een forensisch onderzoek door het NFI laten verrichten, wordt dit gefinancierd vanuit het budget dat vanuit de justitiebegroting beschikbaar wordt gesteld. In 2011 bedroeg dat € 71,6 miljoen, waarvan 70% (€ 50 miljoen) bestemd was voor forensisch zaakonderzoek. Voor forensische onderzoeken die worden verricht door particuliere instituten moet door politie en justitie per geval financiering gezocht worden.

Met als doel inzicht te verkrijgen in het effect van de inschakeling van particuliere instituten op de strafrechtketen en op de kwaliteit, veiligheid van informatie en continuïteit van beschikbaarheid heeft de minister van Veiligheid en Justitie in 2010 voor een tweejarige pilot een budget van € 3,5 miljoen beschikbaar gesteld waarmee politie en justitie onder bepaalde voorwaarden particulier forensisch onderzoek konden financieren. De pilot is geëvalueerd door Pro Facto.

In het kader van de pilot zijn 268 forensische onderzoeken verricht door particuliere instituten, waarvan meer dan tweederde DNA-onderzoek. Dankzij de pilot hebben veel rechercheurs en officieren van justitie voor het eerst te maken gehad met een ander forensisch instituut dan het NFI.

Vóór de pilot hadden veel betrokkenen een gevoelsmatige voorkeur voor het NFI als het gaat om de uitvoering van forensisch onderzoek. Uit het onderzoek is gebleken dat deze voorkeur bij een belangrijk deel van degenen die in de pilot een beroep hebben gedaan op particuliere instituten, niet (meer) aanwezig is. Bekend maakte bemind.

Positieve ervaringen als het gaat om kwaliteitsaspecten als snelheid, leesbaarheid van rapportages en een grote klantgerichtheid, gevoegd bij de (technische) kwaliteit van de onderzoeken, maakten dat veel rechercheurs en officieren van justitie in de pilot graag zaken deden met particuliere instituten. Alleen op het gebied van de veiligheid van het onderzoeksmateriaal is het vertrouwen in het NFI groter dan in de particuliere instituten.

Klik HIER om het rapport te downloaden.

Politie en wetenschap: de organisatie van de opsporing van cybercrime

'Alledaagse' vormen van digitale criminaliteit worden in Nederland niet of nauwelijks aangepakt door politie en justitie, ondanks een speciaal cybercrimeprogramma en de uitbreiding van het aantal cybercrime-rechercheurs. Dat blijkt uit een onderzoek van Pro Facto. 

Slachtoffers van skimming, phishing, ddos-aanvallen, digitale stalking en hacking kunnen nauwelijks terecht bij de politie. Het ontbreekt de gemiddelde agent aan basale kennis van cybercriminaliteit. Daardoor is een aangifte opnemen vaak al een enorme opgave. Daarbij heeft het bij de regionale officieren van justitie belast met de bestrijding van cybercrime geen prioriteit waardoor de meeste zaken niet worden opgepakt.

Uit het onderzoek blijkt ook dat de opsporing van cybercrime bij de politie niet goed is georganiseerd.

Er zijn binnen de regiokorpsen wel digitale experts en opsporingsteams met kennis van zaken, maar die worden vooral ingezet bij vormen van traditionele criminaliteit met een digitale component. Kinderporno bijvoorbeeld, roofovervallen, of een moord waarbij een verdachte via internet een wapen heeft aangeschaft. Alleen het landelijke team hightechcrime van het KLPD, onder aanvoering van het Landelijk Parket pakt pure cybercrime aan, omdat het volgens de onderzoekers geen last heeft van 'concurrerende prioriteiten'.

De landelijke teams zouden moeten bestaan uit een 'research en development'-team dat nieuwe methoden ontwikkelt en een team met gespecialiseerde rechercheurs die bij moeilijke zaken hun collega's bij de regiokorpsen kunnen bijstaan. De vorming van de Nationale Politie zou een uitgelezen kans zijn deze werkwijze in te voeren.

Klik hier om het onderzoeksrapport te downloaden.

Ministerie van OCW: toezicht en handhaving van de Monumentenwet 1988

Wat heeft de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor gevolgen voor het toezicht en de handhaving van de wet als het gaat om monumenten? Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gaf aan Pro Facto en de Rijksuniversiteit Groningen om dit te onderzoeken. De directe aanleiding voor het onderzoek was het feit dat een aantal bepalingen die voorheen in de Monumentenwet 1988 stonden, vanaf 1 oktober 2010 in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn opgenomen. Daarbij zijn de strafbepalingen van de Monumentenwet overgeheveld naar de Wet economische delicten. De vrees bestond dat hierdoor de maximale straffen voor overtredingen met betrekking tot monumenten lager zouden worden. Dit zou nadelig voor monumenten kunnen uitpakken. Daarom is besloten onderzoek te laten uitvoeren naar het geheel van bestuursrechtelijk en strafrechtelijk toezicht.

De centrale onderzoeksvraag luidde:

"Hoe verloopt het bestuursrechtelijke en strafrechtelijke toezicht rond de Monumentenwet 1988 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en op welke wijze kan de naleving van relevante bepalingen uit beide wettelijke regelingen worden vergroot?"

De resultaten van dit onderzoek staan in het rapport Toezicht en handhaving monumentenwetgeving. Het rapport brengt de mogelijkheden in kaart voor rechtshandhaving op het gebied van gebouwde monumenten en archeologie. Het onderzoek heeft geleid tot een aantal aanbevelingen aan het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, zoals:

  • investeer in handhavingsbeleid
  • zorg voor een duidelijk taakverdeling tussen de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de Erfgoedinspectie.
  • intensiveer de voorlichting over handhaving aan gemeenten en eigenaren.

Ook op het gebied van duidelijkheid van wetgeving, toezicht en handhaving, bewustwording, en aangiftes en vervolging geeft het rapport aanbevelingen.

 

Raad voor de Rechtspraak: comparities in kantonzaken

In mei 2011 is de Evaluatiewet modernisering rechterlijke organisatie vastgesteld. De wet treedt gefaseerd in werking. Per 1 juli 2011 is de competentiegrens van de kantonrechter gewijzigd. Ten aanzien van de waardevorderingen, de vorderingen als bedoeld in artikel 93 sub a en b Wetboek van Rechtsvordering, is de competentie van de kantonrechter verruimd tot zaken betreffende vorderingen met een maximale hoogte van € 25.000. Ten aanzien van de aardvorderingen van artikel 93 sub c Rv is de competentiegrens verruimd met krediettransacties als bedoeld in de Wet op het consumentenkrediet (leningen tot € 40.000) en met consumentenkoopovereenkomsten.

Door deze wijzigingen van organisatorische en procesrechtelijke aard, verandert enerzijds het aanbod van zaken en anderzijds het aanbod van rechterlijk personeel. Om de huidige, door snelheid gekenmerkte, afdoeningspraktijk te behouden moet aandacht worden besteed aan het selectieproces van zaken en de competenties van de rechter. Hoewel er inmiddels redelijk goed zicht is op de aanpak van comparities door civiele rechters in het algemeen, is dat meer specifiek voor kantonrechters in veel mindere mate het geval. Dat vormt voor het Landelijk Overleg Voorzitters Civiele en Kantonsectoren (LOVCK) aanleiding een onderzoek te starten met als doel zicht te krijgen op mogelijke alternatieve zittingsmodaliteiten en daarmee tevens een vergroting van de bewustwording bij kantonrechters over hun aanpak.

In samenwerking met prof.mr. Bert Marseille van de vakgroep Bestuursrecht en Bestuurskunde van de Rijksuniversiteit Groningen voor Pro Facto dit onderzoek uit.

WODC: de effectiviteit van de subsidie aan De Letselschade Raad

In de periode 2007-2011 ontving De Letselschade Raad (hierna: DLR) jaarlijks een subsidiebedrag van € 400.000 van de minister van Justitie (thans Veiligheid en Justitie). DLR, tot 2008 Nationaal Platform Personenschade genaamd, is in 1998 ontstaan als reactie op maatschappelijke onrust en Kamervragen over de positie van slachtoffers van letselschade met als doel de kwaliteit en snelheid van de afhandeling van personenschades te verbeteren. De initiatiefnemers waren de ANWB, Slachtofferhulp Nederland, het Verbond van Verzekeraars, en de Vereniging Letselschade-Advocaten. Later zijn ook andere organisaties toegetreden, zoals de expertisebranche en de Nederlandse Vereniging van Geneeskundige Adviseurs bij Verzekeringsmaatschappijen.

DLR, dat jaarlijks werkt met een begroting van ruim 5 ton, wordt voor 70% gefinancierd door de minister van Veiligheid en Justitie en voor het overige door de deelnemers in het Platform, projectbijdragen en inkomsten uit het GBL-register.

Pro Facto gaat in samenwerking met prof.dr. Ko de Ridder (vakgroep Bestuursrecht en Bestuurskunde, Rijksuniversiteit Groningen) onderzoek uitvoeren naar de doeltreffendheid en effectiviteit van de aan De Letselschade Raad verstrekte subsidie. Opdrachtgever is het WODC.

Rekenkamercommissie Deventer: inhuur van externen

De rekenkamercommissie van de gemeente Deventer laat onderzoek uitvoeren naar de inhuur van externen in deze gemeente. In de eerste helft van 2008 is door Concerncontrol een doelmatigheidsonderzoek uitgevoerd naar de inhuur van personeel van derden. De rekenkamercommissie neemt dit onderzoek als uitgangspunt en ziet het onderhavige onderzoek als een follow-up: wat is er met de aanbevelingen gedaan en wat is daarvan terecht gekomen. Een extra onderdeel van dit onderzoek is de sturing door de raad op inhuur van derden. Pro Facto voert het onderzoek uit.

Rekenkamercommissie Noordenveld: doeltreffendheid van het Beheersplan Openbare Ruimte

De kwaliteit van de openbare ruimte wordt in de gemeente Noordenveld onderhouden door de technische beheerders. Zij bepalen vanuit hun vakmanschap waar en wanneer welke onderhoudsmaatregelen genomen moeten worden. Daarbij moeten echter keuzes worden gemaakt en prioriteiten gesteld. Er spelen vragen als: mag er wel eens zwerfvuil in het groen liggen? Mag er verschil zijn tussen het onderhoud van wegen in woonwijken en die in het buitengebied? Moet een lantaarnpaal het altijd doen?

In 2007 heeft de gemeente Noordenveld een start gemaakt met het Beheersplan Openbare Ruimte (hierna: BOR). Met het BOR werd beoogd om te komen tot een afgemeten scenario waaraan de afdeling Openbare Werken & Accommodaties haar te behalen kwaliteitsniveau kan ontlenen. Dit kwaliteitsniveau was gerelateerd aan een beschikbaar te stellen budget.

In opdracht van de rekenkamercommissie van de gemeente Noordenveld gaat Pro Facto onderzoek doen naar de vraag of de invoering van het BOR aan de doelstellingen heeft voldaan.

Novatec: rapport over faillissement Barsema

Op 7 december 2010 is het faillissement uitgesproken over Timmerfabriek Barsema Tolbert BV, onderdeel van werkvoorzieningschap Novatec. Het bestuur van de gemeenschappelijke regeling wilde de gang van zaken rondom het faillissement laten onderzoeken. Dit onderzoek is uitgevoerd door Pro Facto en kende de volgende vraagstelling:

 "Wat was de feitelijke toedracht rond de totstandkoming van de joint venture met Barsema en de verdere afwikkeling en overdracht daarvan tot en met het faillissement en welke lessen kunnen daaruit worden getrokken voor de toekomst?"

De belangrijkste conclusies luiden als volgt.

  • Het bestuur bemoeit zich vanaf begin 2009 intensief met de timmerfabriek. Het stelt op verschillende momenten een duidelijk kader, maar verruimt dit kader op de momenten dat er cruciale besluiten genomen dienen te worden. Daardoor duurt het tot eind 2010 voordat het besluit om het faillissement aan te vragen genomen wordt.
  • In de gang van zaken rond het faillissement van de Timmerfabriek Barsema Tolbert B.V. is er onvoldoende tegenwicht richting de directie van Novatec. De directie van Novatec vervult verschillende rollen ten aanzien van Barsema, vertegenwoordigt daarmee verschillende belangen en het toezicht op het vervullen van die rollen is beperkt.
  • Tot juni 2009 is het DB terughoudend met het informeren van de raden. De onderhandelingen met een potentiële nieuwe externe investeerder zijn de reden hiervoor. Met het afbreken van de onderhandelingen in juni 2009 verdwijnt deze reden en zijn de raden en colleges door middel van brieven en bijeenkomsten geïnformeerd over het gevolgde beleid en de voorgenomen vervolgstappen.
  • Een aantal 'toevallige' factoren speelt op de achtergrond mee en draagt bij aan de complexiteit van het dossier. We noemen de ziekte van de directeur van de timmerfabriek, die daardoor op een cruciaal moment vervangen wordt door de interim-directeur, de gemeenteraadsverkiezingen en de daarmee gepaard gaande bestuurswisseling van 2010 en de korte periode in 2010 waarin de resultaten van de fabriek de goede kant op gaan.
  • Uiteindelijk worden de kosten van de deelname, overname en het faillissement van de Timmerfabriek Barsema Tolbert B.V, op € 3.079.064 geschat. Van dit bedrag is reeds € 2.500.000 in de verschillende jaarrekeningen van Novatec verwerkt.

 

Chantal Ridderbos-Hovingh

uw contactpersoon
Chantal Ridderbos-Hovingh

Chantal is voor dit onderwerp onze contactpersoon.
Meer informatie over haar vindt u hier.
050 313 98 53

Neem contact op met Chantal

Zoeken