Voor vreemdelingen die (mogelijke) slachtoffer of getuige zijn van mensenhandel geldt in een aparte verblijfsregeling, de B8/3-regeling. Wij gaan de wijziging uit 2019 van deze regeling evalueren.
In het kader van de bestrijding van mensenhandel werd in 2000 de zogenoemde ‘B9-regeling’ ingevoerd. Het doel van de B9-regeling was het verlenen van een recht op verblijf, gedurende en ten behoeve van het opsporings- en vervolgingsonderzoek en het proces tegen de verdachte van mensenhandel, aan een vreemdeling die niet al op basis van een andere verblijfstitel in Nederland verblijft. Deze regeling is tegenwoordig opgenomen in hoofdstuk B8/3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) en wordt aangeduid als de B8/3-regeling. De regeling geeft vermoedelijke slachtoffers en getuigen van mensenhandel als zij aangifte doen of op andere wijze meewerken aan het strafproces het recht op een tijdelijke verblijfsvergunning en de daaraan verbonden voorzieningen.
Deze opzet van de B8/3-regeling had tot gevolg dat Nederland na verlening van de tijdelijke verblijfsvergunning verantwoordelijk werd voor de asielprocedure van zogenoemde Dublinclaimanten, ook als de tijdelijke vergunning later werd ingetrokken. Een Dublinclaimant is een asielzoeker waarvan de asielaanvraag onder verantwoordelijkheid van een andere EU-lidstaat valt en ten aanzien van wie de IND de betreffende lidstaat heeft verzocht om de overdracht van de asielzoeker te accepteren (de ‘Dublinclaim’). De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft in juni 2019 de Kamer geïnformeerd over de toename van aangiften en geeft aan dat bij verschillende organisaties het vermoeden is ontstaan van oneigenlijk gebruik van de B8/3-regeling. In een reactie daarop geeft de Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen (Nationaal rapporteur) aan dat geen inzicht bestaat in de oorzaak van de toename.
Per 1 augustus 2019 heeft de staatssecretaris de regeling daarom aangepast. De belangrijkste verandering: als een Dublinclaimant aangifte doet van mensenhandel, beslist de IND niet langer binnen 24 uur na de aangifte op de aanvraag voor een tijdelijke verblijfsvergunning, maar onderzoekt het OM eerst of de aanwezigheid van de vreemdeling in Nederland nodig is voor de opsporing en vervolging van mensenhandel. Daarna heeft de IND 24 uur om te beslissen.
Evaluatie van de aanpassingen van de B8/3-regeling was in 2020 niet mogelijk omdat de internationale reisbeperkingen en lockdowns als gevolg van de coronapandemie voor atypische omstandigheden zorgden. In de Voortgangsbrief van het programma Samen tegen Mensenhandel is om die reden toegezegd om de wijzigingen van de B8/3-regeling op een later moment te evalueren. Deze evaluatie wordt uitgevoerd door Pro Facto in samenwerking met Mr. dr. Viola Bex-Reimert (Universiteit Utrecht). De centrale onderzoeksvraag voor dit onderzoek bestaat uit drie delen:
- Wat was de beleidstheorie van de wijzigingen van de B8/3-regeling?
- Hoe wordt de gewijzigde regeling uitgevoerd en hoe ervaren betrokkenen (uitvoeringsorganisaties, maatschappelijke organisaties en de doelgroep) het uitvoeringsproces?
- Wat zijn de voorlopige resultaten/effecten van de wijzigingen van de B8/3-regeling?