Gegevensbescherming

Toezicht en handhaving Monumentenwet

Op dit moment bevat de Monumentenwet 1988 (Mw 1988) bepalingen over de bescherming van monumenten en over het toezicht en de handhaving van die bepalingen. Per 1 oktober 2010 vindt de bescherming van gebouwde monumenten plaats op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Op dit moment is de Erfgoedinspectie verantwoordelijk voor het toezicht en de Minister van OCW, via de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, voor de handhaving van de bepalingen betreffende de bescherming van monumenten. De Rijksdienst staat zelf ook onder toezicht van de Erfgoedinspectie waar het opgravingen van de dienst betreft. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor eerstelijns toezicht en handhaving van de gebouwde monumentenzorg. De Erfgoedinspectie is verantwoordelijk voor het tweedelijns toezicht op gemeenten.

Het onderzoek, dat uitgevoerd wordt in samenwerking met de vakgroep Bestuursrecht en Bestuurskunde van de Rijksuniversiteit Groningen, heeft als doelstelling te achterhalen hoe de strafrechtelijke vervolging van overtreding van bepalingen over de bescherming van monumenten tot nu toe gestalte heeft gekregen. Daarnaast dient het onderzoek inzicht te verschaffen in de bestuursrechtelijke handhavingsmogelijkheden.

Ministerie van LNV: de bestuurlijke structuur van Nationale Parken

Het stelsel van Nationale Parken in Nederland ontstond gedurende de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw. Vanaf de oprichting is hard gewerkt aan Beheer- en Inrichtingsplannen en aan het 'op de rails krijgen' van de Overlegorganen onder voorzitterschap van door de minister van LNV benoemde voorzitters. Nadat die werkzaamheden met succes zijn afgerond rond de eeuwwisseling wordt begin deze eeuw nagedacht over de inrichting van de organisatie en de besluitvormingsstructuur van de Nationale Parken.

In samenwerking met de vakgroep Bestuursrecht en Bestuurskunde van de Rijksuniversiteit Groningen heeft Pro Facto onderzoek gedaan naar de huidige besluitvormingsstructuur en organisatie van de Nationale Parken. Door gesprekken met vele betrokkenen binnen de Nationale Parken, experts en bestuurders hebben de onderzoekers zich een beeld kunnen vormen van het huidige functioneren van de Nationale Parken.


De argumentatie gewogen

In dit onderzoeksrapport stond de in Zuidoost-Brabant destijds actuele discussie over gemeentelijke herindeling centraal. Deze discussie is niet van vandaag of gisteren. Het eind 1998 door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant met de betrokken gemeenten gevoerde 'open overleg' in het kader van de Wet arhi vormt ook niet de eerste aanzet voor de ontwikkeling van voorstellen voor wijziging van de bestuurlijke organisatie in het gebied. Ook in 1991, 1994 en1996 is met (een aantal van) de betrokken gemeentebesturen bijvoorbeeld een der-gelijk bestuurlijk overleg gevoerd.

In deze studie wordt de vraag beantwoord of grootschalige gemeentelijke herindeling inderdaad de panacee is voor Zuidoost-Brabant. Daarbij worden de door gemeenten, provincie en rijk onder woorden gebrachte argumenten beoordeeld. Die beoordeling vindt plaats tegen de achtergrond van het recent door het kabinet-Kok II – mede op basis van het regeerakkoord – ontwikkelde herindelingsbeleid. Ook het besluitvormingskader zoals de provincie Noord-Brabant dat heeft ontwikkeld, wordt als maatstaf gehanteerd. De beoordeling van de argumenten tegen de achtergrond van de door rijk en provincie ontwikkelde criteria vindt uiteindelijk plaats tegen de achtergrond van feitelijke gegevens, zoals die in de veelheid aan beschikbare onderzoeksrapporten, ruimtelijke plannen en verkenningen kunnen worden aangetroffen.

Uitbesteding forensisch onderzoek

Ons bureau verricht in opdracht van het WODC (ministerie van Justitie) onderzoek naar de uitbesteding van forensisch onderzoek aan particuliere instituten. In het kader van een experiment heeft de ministerie van Justitie € 3,5 miljoen beschikbaar gesteld om forensisch onderzoek door particuliere instituten te laten uitvoeren. Het experiment (pilot) gaat van start op 1 januari 2010 en wordt beëindigd op 31 december 2011. In het experiment krijgen politie en Openbaar Ministerie financiële middelen om – buiten het NFI om – opdrachten te verlenen aan particuliere en universitaire onder-zoeksinstituten. Dat geld kan worden besteed aan onderzoeken wanneer wordt voldaan aan één of meer van de volgende criteria: (extra) snelheid is gewenst, er is een gebrek aan capaciteit bij het NFI, het gaat om de uitvoering van een contra-expertise en de vraag heeft betrekking op een specialistisch terrein. Het totale budget voor het experiment is € 3,5 miljoen, te verdelen over twee jaren ( 2010 en 2011). Er is per jaar € 1,7 miljoen beschikbaar voor de feitelijke uitvoering van forensisch onderzoek.

Een experiment heeft alleen zin als de resultaten objectief kunnen worden vastgesteld door het uitvoeren van een begeleidend empirisch onderzoek. Dat onderzoek wordt uitgevoerd door Pro Facto.

Openbaar Ministerie: beschrijving omgeving en zaakstroom OM fraude, economie en milieu

In opdracht van het Parket-Generaal van het Openbaar Ministerie heeftPro Facto een onderzoek uitgevoerd naar de handhavingsomgeving, de zaakstroom en de benodigde expertise voor het Openbaar Ministerie op het terrein van fraude, economie en milieu. Doel van het onderzoek was inzicht te krijgen in de wijze waarop het Openbaar Ministerie op deze taakvelden in de toekomst zou kunnen worden georganiseerd. Bijzonder punt van aandacht hierbij was de taakverdeling tussen het Functioneel Parket en de regioparketten. Het rapport is bestemd voor intern gebruik bij het Parket-Generaal.

ZonMw: wils(on)bekwamen in wetgeving en praktijk in de zorg

Pro Facto doet in opdracht van ZonMw (ministerie van VWS) onderzoek naar de positie van wilsonbekwame patiënten en hun vertegenwoordigers.

In het onderzoek, dat wordt uitgevoerd in samenwerking met prof.mr.dr. J.K.M. Gevers (Universiteit van Amsterdam/AMC), wordt onder meer onderzocht tegen welke problemen hulpverleners oplopen als het gaat om wilsonbekwame patiënten en wat er wel en niet goed gaat. Deze gegevens kunnen worden gebruikt bij het verbeteren van zowel de regelgeving als de uitvoeringspraktijk.


Rekenkamercommissie Regge en Dinkel: evaluatie Stimuleringsregeling IBA's en riolering buitengebied

Bij het waterschap Regge en Dinkel was tot 2010 een stimuleringsregeling voor IBA's en riolering in het buitengebied van kracht. In opdracht van de werkgroep op de rekenkamerfunctie van het waterschap heeft Pro Facto onderzoek gedaan naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van deze regeling. De centrale onderzoeksvraag luidde als volgt:

Is de Stimuleringsregeling IBA's en riolering buitengebied Waterschap Regge en Dinkel doeltreffend geweest en is zij doelmatig uitgevoerd?

Het onderzoek bevatte vier componenten:
- De regeling op papier
- De regeling in ontwikkeling
- De regeling in werking
- De regeling beoordeeld

Deze vier onderdelen behelzen samen de aspecten die van belang zijn om de centrale onderzoeksvraag te beantwoorden.

In ieder onderzoeksonderdeel stonden één of meer deelvragen centraal. Per deelvraag zijn een aantal aandachtspunten onderscheiden die van belang waren om te komen tot een heldere beantwoording van die deelvraag.

Rekenkamercommissie Tytsjerksteradiel: inhuur van derden: luxe noodzaak?

De rekenkamercommissie van de gemeente Tytsjerksteradiel heeft besloten om in 2010 het beleid en de uitvoering met betrekking tot de inhuur van externen (of derden) op rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid te onderzoeken. Het onderzoek had uitsluitend betrekking op de inhuur van diensten en niet op werken of leveringen. De centrale onderzoeksvraag voor het onderzoek luidde als volgt:

Wat was in 2009 de aard en omvang, rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid van de inhuur van externen in de gemeente Tytsjerksteradiel?

Deze centrale onderzoeksvraag valt uiteen in de volgende deelvragen, onderverdeeld naar de begrippen rechtmatigheid, doelmatigheid, doeltreffendheid en aard en omvang.

Rechtmatigheid
1. Welke Europese en nationale wet- en regelgeving is van toepassing op de inhuur van externen?
2. Welk geschreven beleid over de inhuur van externen kent de gemeente Tytsjerksteradiel?
3. Op welke wijze is het geschreven beleid tot stand gekomen?
4. Welk ongeschreven beleid over de inhuur van externen kent de gemeente Tytsjerksteradiel?
5. In hoeverre komt de praktijk van de inhuur van externen in 2009 overeen met wet- en regelgeving en met het geschreven en ongeschreven beleid?

Doelmatigheid
6. In hoeverre is de inhuur van derden in 2009 doelmatig verlopen?

Doeltreffendheid
7. Is het ongeschreven beleid algemeen bekend en onderkend? In hoeverre is de inhuur van derden in 2009 doeltreffend verlopen?

Aard/omvang
8. Wat is de aard en omvang van de inhuur van externen in 2009?

Rekenkamercommissie Ommen: de Wmo in Ommen

Op 1 januari 2007 is de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in werking getreden. In de Wmo zijn de Wet voorzieningen gehandicapten, de Welzijnswet en het onderdeel huis­hou­de­lijke verzorging uit de AWBZ samengebracht. De rekenkamercommissie van de gemeente Ommen wilde inzicht in de doel­treffendheid en doel­ma­tig­heid van de uitvoering van de Wmo in deze gemeente en de sturing door de ge­meen­te­raad en het college van burgemeester en wethouders. Er is voor gekozen het onderzoek te beperken tot de prestatievelden 3, 4, 5 en 6. De centrale onderzoeksvraag luidde als volgt:

Wat is de rechtmatigheid, doeltreffendheid en doelmatigheid van de uitvoering van de Wet maat­schap­pelijke on­dersteuning in de gemeente Ommen met betrekking tot de pres­ta­tie­velden 3, 4, 5 en 6, hoe kan de sturing door college en raad beoordeeld wor­den en welke knelpunten doen zich in de praktijk voor?

Rekenkamercommissie Tynaarlo: consequenties Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen

In dit onderzoek van de rekenkamercommissie Tynaarlo (hierna: RKT) staat de voorbereiding van de gemeente Tynaarlo op de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen centraal. Deze wet is op 1 oktober 2009 in werking getreden. De wet kan een belangrijke bijdrage leveren aan het verbeteren van de dienstverlening.

Dit onderzoek heeft betrekking op de financiële gevolgen van de Wet dwangsom voor de gemeente. Daarnaast wilde de RKT weten hoe het doel van de wetgever – snellere besluitvorming – gerealiseerd kan worden.

De RKT formuleerde de volgende centrale onderzoeksvraag:

Heeft de gemeente Tynaarlo zich voldoende voorbereid op de invoering van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen per 1 oktober 2009?

Voor het onderzoek is deze vraag uiteengelegd in deelvragen. De RKT formuleerde de volgende deelvragen.
1. Wat houdt de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen in?
2. Hoeveel besluiten worden per jaar afgegeven op de verschillende beleidsterreinen?
3. Wat zijn de afhandelingstermijnen van de besluiten?
4. Welke financiële gevolgen kan de invoering van de nieuwe regeling hebben voor de gemeente Tynaarlo?
5. Wat zijn verbeterpunten binnen de bestudeerde werkprocessen?

 

Chantal Ridderbos-Hovingh

uw contactpersoon
Chantal Ridderbos-Hovingh

Chantal is voor dit onderwerp onze contactpersoon.
Meer informatie over haar vindt u hier.
050 313 98 53

Neem contact op met Chantal

Zoeken