Gegevensbescherming

Rekenkamercommissie Deventer: inhuur van externen

De rekenkamercommissie van de gemeente Deventer laat onderzoek uitvoeren naar de inhuur van externen in deze gemeente. In de eerste helft van 2008 is door Concerncontrol een doelmatigheidsonderzoek uitgevoerd naar de inhuur van personeel van derden. De rekenkamercommissie neemt dit onderzoek als uitgangspunt en ziet het onderhavige onderzoek als een follow-up: wat is er met de aanbevelingen gedaan en wat is daarvan terecht gekomen. Een extra onderdeel van dit onderzoek is de sturing door de raad op inhuur van derden. Pro Facto voert het onderzoek uit.

Rekenkamercommissie Noordenveld: doeltreffendheid van het Beheersplan Openbare Ruimte

De kwaliteit van de openbare ruimte wordt in de gemeente Noordenveld onderhouden door de technische beheerders. Zij bepalen vanuit hun vakmanschap waar en wanneer welke onderhoudsmaatregelen genomen moeten worden. Daarbij moeten echter keuzes worden gemaakt en prioriteiten gesteld. Er spelen vragen als: mag er wel eens zwerfvuil in het groen liggen? Mag er verschil zijn tussen het onderhoud van wegen in woonwijken en die in het buitengebied? Moet een lantaarnpaal het altijd doen?

In 2007 heeft de gemeente Noordenveld een start gemaakt met het Beheersplan Openbare Ruimte (hierna: BOR). Met het BOR werd beoogd om te komen tot een afgemeten scenario waaraan de afdeling Openbare Werken & Accommodaties haar te behalen kwaliteitsniveau kan ontlenen. Dit kwaliteitsniveau was gerelateerd aan een beschikbaar te stellen budget.

In opdracht van de rekenkamercommissie van de gemeente Noordenveld gaat Pro Facto onderzoek doen naar de vraag of de invoering van het BOR aan de doelstellingen heeft voldaan.

Novatec: rapport over faillissement Barsema

Op 7 december 2010 is het faillissement uitgesproken over Timmerfabriek Barsema Tolbert BV, onderdeel van werkvoorzieningschap Novatec. Het bestuur van de gemeenschappelijke regeling wilde de gang van zaken rondom het faillissement laten onderzoeken. Dit onderzoek is uitgevoerd door Pro Facto en kende de volgende vraagstelling:

 "Wat was de feitelijke toedracht rond de totstandkoming van de joint venture met Barsema en de verdere afwikkeling en overdracht daarvan tot en met het faillissement en welke lessen kunnen daaruit worden getrokken voor de toekomst?"

De belangrijkste conclusies luiden als volgt.

  • Het bestuur bemoeit zich vanaf begin 2009 intensief met de timmerfabriek. Het stelt op verschillende momenten een duidelijk kader, maar verruimt dit kader op de momenten dat er cruciale besluiten genomen dienen te worden. Daardoor duurt het tot eind 2010 voordat het besluit om het faillissement aan te vragen genomen wordt.
  • In de gang van zaken rond het faillissement van de Timmerfabriek Barsema Tolbert B.V. is er onvoldoende tegenwicht richting de directie van Novatec. De directie van Novatec vervult verschillende rollen ten aanzien van Barsema, vertegenwoordigt daarmee verschillende belangen en het toezicht op het vervullen van die rollen is beperkt.
  • Tot juni 2009 is het DB terughoudend met het informeren van de raden. De onderhandelingen met een potentiële nieuwe externe investeerder zijn de reden hiervoor. Met het afbreken van de onderhandelingen in juni 2009 verdwijnt deze reden en zijn de raden en colleges door middel van brieven en bijeenkomsten geïnformeerd over het gevolgde beleid en de voorgenomen vervolgstappen.
  • Een aantal 'toevallige' factoren speelt op de achtergrond mee en draagt bij aan de complexiteit van het dossier. We noemen de ziekte van de directeur van de timmerfabriek, die daardoor op een cruciaal moment vervangen wordt door de interim-directeur, de gemeenteraadsverkiezingen en de daarmee gepaard gaande bestuurswisseling van 2010 en de korte periode in 2010 waarin de resultaten van de fabriek de goede kant op gaan.
  • Uiteindelijk worden de kosten van de deelname, overname en het faillissement van de Timmerfabriek Barsema Tolbert B.V, op € 3.079.064 geschat. Van dit bedrag is reeds € 2.500.000 in de verschillende jaarrekeningen van Novatec verwerkt.

 

Rekenkamer Leeuwarden: verzelfstandiging Proloog

Per 1 januari 2009 werd in Leeuwarden het openbaar primair onderwijs verzelfstandigd. Voorheen was sprake van delegatie door de gemeenteraad van zijn bevoegdheden ter zake van het primair openbaar onderwijs aan de bestuurscommissie Proloog. Vanaf 2009 ging Proloog verder als zelfstandige stichting openbaar onderwijs Proloog. Het bestuur van de stichting werd door de gemeenteraad benoemd. De stichting kreeg bij de verzelfstandiging een 'bruidsschat' mee ten behoeve van de kosten van administratie, beheer en bestuur (ABB) van € 1.5 miljoen.

Proloog belandt al snel in financieel zwaar weer. De begroting 2010 wordt eind maart 2010 bij de gemeente ingediend. De begroting sluit met een negatief saldo. In korte tijd wordt de begroting enkele keren bijgesteld, met steeds een groter negatief resultaat. De rekening 2009 en de begroting 2010 worden in juni 2011 aan de gemeenteraad voorgelegd met het voorstel van B&W niet in te stemmen met de begroting 2010. Inmiddels blijkt dan dat de concept-jaarrekening 2010 een verlies van € 2 miljoen omvat.

In de raadscommissie Welzijn is op 21 juni 2011 door het gemeenteraadslid Jacobse van de NLP-fractie de suggestie gedaan om de Rekenkamercommissie een onderzoek te laten doen naar de situatie bij Proloog. Dit voorstel werd gesteund door de overige raadsfracties. De Rekenkamercommissie heeft hierop positief gereageerd en aan Pro Facto de opdracht gegund dit onderzoek uit te voeren.

De rekenkamercommissie kiest als invalshoek voor het onderzoek de verhoudingen en de informatie-uitwisseling tussen de gemeente Leeuwarden en de stichting Proloog en de wijze waarop de ambtelijke en bestuurlijke informatievoorziening binnen de gemeente over dit onderwerp verliep. Het doel van het onderzoek is niet na te gaan wat de financiële problemen binnen Proloog zijn, noch te zoeken naar verklaringen en oplossingen daarvoor. Het onderzoek zal geen antwoord geven op de vraag naar de bestuurlijke verantwoordelijkheden van de directie en het bestuur van Proloog. Ook de mogelijkheden bestuur en/of directie aansprakelijk te stellen zullen niet worden onderzocht.

Rekenkamercommissie Haren: besluitvorming bij grote projecten

In opdracht van de rekenkamercommissie van de gemeente Haren gaat Pro Facto onderzoek uitvoeren naar de besluitvorming rond investeringsbeslissingen in het kader van de nieuwbouw van het gemeentehuis en de verplaatsing van sportvelden. De focus van het onderzoek ligt op de periode van het initiatief voor het project tot het besluit over de uitvoering van het project; de investeringsbeslissing. De uitvoering zelf en de afsluiting van het project zijn nadrukkelijk geen onderwerp van onderzoek. Ook de inhoud van de projecten is geen direct onderwerp van onderzoek. Het onderzoek ziet uitsluitend op het besluitvormingsproces van initiatief tot investeringsbeslissing.

Met het onderzoek wordt beoogd duidelijke handvatten te bieden voor de gemeenteraad en het college over de do's en dont's bij de besluitvormingsprocessen met betrekking tot investeringsbeslissingen inzake grote projecten. De leerfunctie van het te verrichten onderzoek neemt een prominente plek in in de onderzoeksopzet.

Gemeente Deventer: formatie voor de Wabo

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) heeft veel teweeg gebracht bij gemeenten. Naast een grote verandering in het wettelijk kader heeft de wet ook geleid tot een herijking van de dienstverlening en bedrijfsvoering van de gemeentelijke taakuitvoering. De gemeente Deventer heeft Pro Facto gevraagd om een formatie-onderzoek te doen. Dit mede in het licht van de ontwikkelingen die op korte en middellange termijn van invloed zijn op de taken voor vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH-taken). Het onderzoek wordt uitgevoerd in samenwerking met Arena Consulting.

Op 1 oktober 2010 trad de Wabo in werking. Voor iedere gemeente had dit grote gevolgen voor de uitvoering van de VTH-taken. Niet alleen werd een groot deel van de ver­gun­ning­plichtige activiteiten vergunningvrij en zijn bevoegdheden tussen overheidslagen ver­scho­ven, ook termijnen, procedures, indieningsvereisten, (digitale) indieningsmo­ge­lijk­he­den en bezwaar en beroep wijzigden bij wet. De wetswijziging leidde ook tot een heroriëntatie van de uitvoering. Werkprocessen werden integraler, uitvoeringsniveaus werden vastgelegd, forse investeringen werden gedaan in de automatisering en het vergunningenmanagement kreeg een flinke impuls. Het beter op elkaar laten aansluiten van de diverse disciplines binnen de gemeente leidde tot een integrale en transparante dienstverlening aan burgers en bedrijfsleven.

Maar, we zijn er nog niet. De inwerkingtreding heeft een staartje. Veranderingen in organisatie, processen, automatisering en bovenal cultuur hebben een lange tijd nodig om tot het gewenste effect te leiden. Daarbovenop komt dat het VTH-werkveld volop in beweging blijft met onder meer de vorming van de Regionale UitvoeringsDiensten (RUD's), de in ontwikkeling zijnde omgevingswet en de kwaliteitscriteria die (nog) als referentiekader dienen.

De gemeente Deventer vroeg naar aanleiding van de recente en toekomstige ontwikkelingen een formatie-onderzoek met de volgende elementen:

1. In beeld brengen van de benodigde formatie (norm).
2. Vergelijken met de beschikbare formatie (feit).
3. Aangeven door welke factoren de verschillen ontstaan.
4. Adviezen geven hoe verschillen te overbruggen.

Kamer van Koophandel: de juridische belemmeringen voor een biobased economie

Sinds 2007 is er door de overheid en het bedrijfsleven de ambitie uitgesproken om de biobased economy tot ontwikkeling te laten komen. De biobased economy (BBE) is dat deel van de economie dat is gebaseerd op plantaardige en hernieuwbare grondstoffen. Met de biobased economy wordt ook vaak een toekomstige economie bedoeld die volledig op biomassa is gebaseerd en die bestaat uit kringlopen tussen de vele sectoren. Dit betekent dat de delen van de economie die voor hun grondstoffen afhankelijk zijn van olie, zoals de chemie-, transport- en energiesector zullen overstappen op hernieuwbare grondstoffen. In deze biobased economy zijn deze sectoren met elkaar verbonden om reststromen van de ene sector te gebruiken als grondstof voor de andere sector. Een deel van de economie is op dit moment "biobased": de grondstoffen voor de papier- voedsel- en agro-industrie zijn grotendeels plantaardig en hernieuwbaar.

De Nederlandse overheid voert sinds 2007 beleid om de BBE tot ontwikkeling te laten komen. Dit heeft meerdere doelstellingen. Ten eerste moet het bijdragen aan de duurzaamheiddoelstellingen van de overheid, door het reduceren van energiegebruik en broeikasgasemissies en het vergroten van het aandeel duurzame energie. En ten tweede biedt de BBE economische kansen voor de sectoren als agrosector, chemie, logistiek en energie.

Er zijn al vele stukken geschreven over de kansen en mogelijkheden van de BBE. Pro Facto en KNN Advies hebben een verkennend onderzoek uitgevoerd dat een een andere inslag heeft. Het beoogt de belemmeringen te verkennen die zich voordoen in de huidige ontwikkeling van de BBE. Deze belemmeringen worden in kaart gebracht door een literatuurstudie en door gesprekken met betrokkenen uit de BBE. Het onderzoek, uitgevoerd door stagiair Floris Haisma, richt zich specifiek op de vraag in hoeverre er juridische belemmeringen zijn in de ontwikkeling van de BBE in Nederland.

Ommelander Rekenkamer: handhaving van de openbare orde in Veendam, Slochteren en Hoogezand-Sappemeer

De 'Ommelander Rekenkamer' wil nagaan of en in hoeverre het handhavingsbeleid op het gebied van de openbare orde en veiligheid daadwerkelijk heeft bijgedragen aan de veiligheid in de gemeenten Slochteren, Veendam en Hoogezand-Sappemeer. Een onderzoek in de vorm van een quick scan moet hier een antwoord op geven. Het onderzoek wordt uitgevoerd in samenwerking met Arena Consulting.

Rekenkamer Dronten: subsidiebeleid

Het onderzoek voor de rekekamer Dronten is erop gericht inzicht te krijgen in de vormgeving en uitvoering van het subsidiebeleid in de gemeente Dronten. De centrale onderzoeksvraag luidt als volgt: In welke mate is het subsidiebeleid van de gemeente Dronten een effectief en efficiënt instrument in de uitvoering en realisatie van het gemeentelijke beleid?

Deze vraag valt uiteen in een aantal deelvragen binnen vijf thema's. Deze thema's zijn:
I. Juridische en beleidsmatige kaders
II. Aard en omvang
III. Doeltreffendheid
IV. Doelmatigheid
V. Sturing

Rekenkamercommissies Heerenveen en Leeuwarden: evaluatie armoedebeleid

In deze onderzoeken komen aspecten van het beleid, de uitvoering en effectmeting aan de orde. De vraagstelling combineert een breed overzicht van het gemeentelijk armoedebeleid met een verdiepingsslag op de uitvoeringspraktijk, de budgettaire kaders en het inkomenseffect van het gemeentelijk armoedebeleid.

Chantal Ridderbos-Hovingh

uw contactpersoon
Chantal Ridderbos-Hovingh

Chantal is voor dit onderwerp onze contactpersoon.
Meer informatie over haar vindt u hier.
050 313 98 53

Neem contact op met Chantal

Zoeken