De Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en de Wet zorg en dwang (Wzd) traden op 1 januari 2020 in werking. Beide wetten hebben onder andere als doel om de rechtspositie van cliënten te versterken. De wetten voorzien in procedures en waarborgen om zoveel mogelijk zorg te bieden op basis van vrijwilligheid. Gedwongen zorg wordt enkel ingezet als uiterste middel. Waarborgen zijn onder meer dat de cliënt moet worden betrokken bij het opstellen en uitvoeren van zijn zorgplan en dat hij kan klagen over de genomen zorginhoudelijke beslissingen. Nieuw is dat de patiënt ook om schadevergoeding kan verzoeken bij de klachtencommissie.
Inmiddels is vijf maanden ervaring opgedaan met de Wvggz en de Wzd, met name door zorgverleners in de praktijk, maar ook klachtencommissies hebben de eerste zaken behandeld (zie bijvoorbeeld hier.
Zorgverleners waren en zijn kritisch over de uitvoerbaarheid en de bureaucratische lasten van de wet. Inmiddels is er een petitie ‘Herzie de wet verplichte GGZ’ gelanceerd en heeft de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie een meldpunt geopend waar zorgverleners knelpunten kunnen aangeven. Staatssecretaris Blokhuis van Volkgezondheid, Welzijn en Sport heeft toegezegd ‘niet te zullen wachten op de wetsevaluatie als er aanleiding is om de Wvggz op een onderdeel te wijzigen.’ Op 14 mei 2020 zond hij dan ook een (eerste) wijzigingswet van de Wvggz en de Wzd naar de Tweede Kamer.
Deze wijzigingswet zal naar mijn verwachting bijdragen aan efficiëntere uitvoering van de zorgwetten, doordat een (beperkt) aantal administratieve handelingen wordt geschrapt. Denk aan het schrappen van de mededeling van de zorgverantwoordelijke aan de geneesheer-directeur dat de tijdelijke verplichte zorg niet binnen 12 uur kan worden beëindigd.
Toch zal bij zorgverleners wellicht de teleurstelling overheersen dat de wetten niet nu al grondiger worden herzien. Hun zorgen zijn goed invoelbaar en vaak ook terecht, maar toch denk ik dat voor meer en ingrijpende wijzigingen de wetsevaluatie afgewacht moet worden. Veel ‘bureaucratische’ bepalingen beogen namelijk de rechtspositie van kwetsbare patiënten te beschermen. Bij het schrappen van eisen moet dus zorgvuldig worden afgewogen of hiermee geen afbreuk wordt gedaan aan deze rechtsbescherming en de doelen van de wet. Net als met de toepassing van de gedwongen zorg is het telkens weer de vraag welke eisen doelmatig en proportioneel zijn en welke niet. Deze beoordeling moet zich niet richten op losse bepalingen, maar die moeten juist in onderlinge samenhang (kritisch) bekeken worden.
Als secretaris van een GGZ-klachtencommissie wil ik zelf ook wel één wens op het verlanglijstje voor de wetsevaluatie plaatsen. De klachtencommissie is met de Wvggz gebonden aan kortere beslistermijnen dan met de Wet Bopz. Binnen twee weken moet de commissie een uitspraak over de inhoudelijke klacht én een eventueel verzoek om schadevergoeding doen.
Voor de inhoudelijke klacht kan ik dit goed begrijpen; zowel de patiënt als de zorgaanbieder zijn gebaat bij een snelle uitspraak op de inhoudelijke klacht. Hierin mag van de klachtencommissie zeker voortvarendheid worden verwacht.
Ik vind dit anders bij het verzoek om schadevergoeding. Deze procedure is nu verweven met de klachtenprocedure en gebonden aan dezelfde korte beslistermijn. In de eerste plaats is dit onwenselijk omdat het schadevergoedingsverzoek daarmee de inhoudelijke klachtbehandeling (het primaire geschil!) kan overschaduwen. Ten tweede zijn bij de twee procedures verschillende partijen betrokken, namelijk de zorgaanbieder bij het verzoek om schadevergoeding en de zorgverantwoordelijke (vaak een psychiater) bij de inhoudelijke klacht. Tot slot kan een zorgvuldige behandeling van het schadevergoedingsverzoek, nadat de klacht gegrond verklaard is, meer tijd vragen dan de wettelijke twee weken. Het is niet te verwachten dat hierdoor de belangen van de cliënt of zorgaanbieder worden geschaad. Door deze procedures los te koppelen kan de cliënt zijn standpunt over de schadevergoeding onderbouwen, waarbij hij al op de hoogte is van de inhoudelijke beslissing op de klacht.
Hopelijk ziet de wetgever ook de nadelen van de huidige regeling en komt er op dit punt ook (zo snel mogelijk) een wetswijziging.
Erwin Krol
Pro Facto is uitstekend thuis in de zorgwetgeving, zoals de Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst, de Wet Beroepen in de Gezondheidszorg, de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg en de wetgeving rondom gedwongen zorg, maar ook in onderwerpen als privacy, de omgang met patiëntgegevens, aansprakelijkheid en het beroepsgeheim.
Wij treden op als secretaris van klachtencommissies, als klachtenfunctionaris, maar ook als (juridisch) adviseur/vraagbaak bij het opstellen en implementeren van zorgwetgeving. Daarnaast hebben wij voor ZonMw (ministerie van VWS) verschillende zorgwetten geëvalueerd, zoals de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen en de thematische wetsevaluaties over wilsonbekwaamheid en vertegenwoordiging, en gedwongen zorg. Ook bieden wij cursussen en scholing aan over gezondheidsrechtelijke onderwerpen.
Mocht u meer informatie willen hebben over wat wij voor u als zorginstelling kunnen betekenen? Neem contact op met Erwin Krol of Nicolette Woestenburg.