Toezicht op de advocatuur laat belangrijke verbeteringen zien

De evaluatie van de Wet positie en toezicht advocatuur, uitgevoerd door Pro Facto en de Rijksuniversiteit Groningen, wijst uit dat het toezicht op de advocatuur door de deken, de belangrijkste actor in het vernieuwde toezichtsstelsel, in inhoudelijke zin is verbeterd. Wel zien de onderzoekers ruimte voor verdere verbeteringen, met name in governancestructuur.

De advocatuur vervult een belangrijke en bijzondere rol en positie in de rechtsstaat, maar – zo bleek uit verschillende adviezen en onderzoeksrapporten eind vorige en begin deze eeuw – het toezicht op de advocatuur was onvoldoende en behoefde modernisering en verbetering. Het herziene stelsel van toezicht is in eind 2014 neergelegd in de Wet toezicht en positie advocatuur die de Advocatenwet wijzigde. Daarnaast voorzag de wet in de codificatie van de kernwaarden onafhankelijkheid, partijdigheid, deskundigheid, integriteit en vertrouwelijkheid als toetsingskader voor de beroepsuitoefening door advocaten en een beperkte aanpassing van het tuchtrecht.

In een door Pro Facto en de Rijksuniversiteit Groningen, vakgroep Staatsrecht, Bestuursrecht en Bestuurskunde, uitgevoerde evaluatie is het functioneren van het stelsel van toezicht en van het gewijzigde tuchtrecht onderzocht. Lees hier het rapport en de beleidsreactie van de minister voor Rechtsbescherming.

De belangrijkste conclusie van het onderzoek is dat het toezicht door de deken, de belangrijkste actor in het vernieuwde stelsel, in inhoudelijke zin is verbeterd. De toezichtscultuur is gewijzigd van pastoraal naar proactief, onder meer doordat het toezicht meer risicogestuurd plaatsvindt en meer gehandeld wordt naar aanleiding van signalen. Het door de wet geïntroduceerde systeemtoezicht door het college van toezicht (CvT) heeft hierbij een belangrijke aanjagende rol gespeeld. Toch zijn verdere verbeteringen nodig en mogelijk, met name in de governancestructuur, waardoor het aanpakken van misstanden in de advocatuur effectiever zou kunnen worden. Door de toezichtskolom binnen de beroepsorganisatie NOvA scherper af te bakenen ten opzichte van andere taken wordt het toezicht door de dekens en het CvT beter en onafhankelijker gepositioneerd. Problemen op dit moment zijn de verkiezingswijze van de deken, de mandatering van toezichtswerkzaamheden aan leden van de raad en de financiering en ondersteuning van het dekentoezicht. Een versterking van de positie van het dekenberaad dat zich ontwikkeld heeft als belangrijk overleg- en afstemmingsorgaan voor de lokale dekens zou kunnen zorgen voor het oplossen van deze knelpunten en een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het verder professionaliseren en uniformeren van het dekentoezicht.

Het systeemtoezicht door het CvT heeft zijn verwachtingen waargemaakt doordat het de professionalisering en versterking van het dekentoezicht heeft aangejaagd, zo komt naar voren uit het onderzoek. Desondanks zijn enkele knelpunten in de governance van het CvT geconstateerd. Zo wordt het onwenselijk geacht dat de algemeen deken van rechtswege voorzitter is van dit orgaan. Aanbevolen wordt dat één van de kroonleden de voorzittersrol vervult en dat de deken lid van het CvT wordt. Dit zorgt voor een betere functiescheiding tussen systeemtoezicht en beleidsbepaling/bestuur en tegelijkertijd voor het behoud van belangrijke expertise en kennis van de beroepsgroep waarover de algemeen deken beschikt.

De wijzigingen die in de Advocatenwet in het tuchtrecht zijn aangebracht waren beperkt. Een verbetering is het in de wet opnemen van de kernwaarden van de advocatuur; dat draagt bij aan de motivering van uitspraken van de tuchtrechter, met name van de op te leggen maatregelen. De mogelijkheden op te treden tegen misbruik van klachtrecht schieten te kort, zo blijkt uit de evaluatie en zouden uitgebreid moeten worden. Ook het maximum van de te betalen schadevergoeding als voorwaarde bij een maatregel zou omhoog kunnen.

Het onderzoek is uitgevoerd door een team bestaand uit medewerkers van Pro Facto en mr. dr. Rianne Herregodts van de vakgroep Staatsrecht, Bestuursrecht en Bestuurskunde van de Rijksuniversiteit Groningen; projectleiding was in handen van prof.dr. Heinrich Winter, die voor een nadere toelichting kan worden benaderd: 06 5151 09 74.

Zoeken