Gegevensbescherming

Rekenkamer Leeuwarden en rekenkamercommissies Heerenveen, Skarsterlân, Opsterland, Lemsterland: subsidiebeleid en -uitvoering

De centrale doelstelling van het onderzoek is erop gericht om inzicht te krijgen in de vormgeving en uitvoering van het subsidiebeleid in de gemeenten Leeuwarden, Heerenveen, Skarsterlân, Lemsterland en Opsterland en – waar nodig – aanbevelingen te doen. De centrale onderzoeksvraag luidt als volgt:

Hoe is het subsidiebeleid van de vijf gemeenten vormgegeven en op welke wijze wordt daaraan uitvoering gegeven?

Deze vraag valt uiteen in een aantal deelvragen binnen drie thema's: juridische kaders, de uitvoering van het subsidiebeleid en sturing door de gemeenteraad.

Rekenkamercommissies Elburg, Nunspeet, Oldebroek, Putten: integrale handhaving

In de gemeenten Elburg, Nunspeet en Oldebroek is (integraal) handhavingsbeleid vastgesteld in de vorm van Integrale Handhavingsnota's. In de gemeente Putten is dit niet het geval. Mede omdat het onderwerp integrale handhaving bij het merendeel van de raden hoge prioriteit heeft hebben de rekenkamercommissies van de genoemde gemeenten besloten onderzoek te doen naar dit onderwerp. Het concept van programmatisch handhaven moest hierbij als uitgangspunt worden genomen.

De rekenkamercommissies beogen met het onderzoek inzicht te geven in de wijze waarop de gemeenten daadwerkelijk uitvoering geven aan het handhavingsbeleid zoals geformuleerd in de (integrale) beleidsnota's. Ook wilden de rekenkamercommissies nagaan hoe de sturing en beheersing binnen dit proces plaatsvindt. Beoordeeld is of de handhaving in de praktijk doelmatig en rechtmatig plaatsvindt. Met de conclusies en aanbevelingen uit het onderzoek willen de rekenkamercommissies de kaderstellende en controlerende rol van de gemeenteraden versterken en in het verlengde daarvan bijdragen aan het lerend vermogen van de ambtelijke organisaties.

Rekenkamercommissie Culemborg: doeltreffendheid van handhavingsbeleid

In opdracht van de Rekenkamercommissie van Culemborg heeft Pro Facto een onderzoek uitgevoerd naar de handhaving van regelgeving door de gemeente in den brede, en in het bijzonder op het terrein van overlast en criminaliteit door jongeren. Geconcludeerd wordt dat de gemeente haar handhavingsbeleid over het algemeen goed heeft geregeld. Maar er zijn ook aandachtspunten en risico's voor een effectieve handhaving in de praktijk. Zo kampt de gemeente met een capaciteitstekort, bijvoorbeeld waar het gaat om de controle op de brandveiligheid. Hierdoor kunnen potentieel gevaarlijke situaties onopgemerkt blijven door de gemeente. Dit geldt ook voor de controle op de horecavergunning, waardoor zich mogelijk illegale situaties voordoen. Het rapport bevat een overzicht van de aandachtspunten en risico's op de verschillende handhavingsterreinen. De gemeente wordt aanbevolen een plan op te stellen om deze tekortkomingen weg te nemen, zodat de effectiviteit van de handhaving beter is gewaarborgd.

Het handhavingsbeleid om jeugdoverlast en -criminaliteit in Culemborg terug te dringen is, mede op verzoek van de gemeenteraad, diepgravender onderzocht door Pro Facto. In Culemborg is relatief veel overlast en criminaliteit en de bereidheid van burgers tot het aanspreken of aangeven van jongeren daalt. De gemeente heeft haar beleid in 2010 geïntensiveerd en verstevigd. Dit is tot nu toe vooral zichtbaar geworden in het preventieve spoor van het beleid: de toeleiding van jongeren naar onderwijs, zorg en werk. Het 'zure spoor', het daadwerkelijk repressief optreden op straat waar nodig, komt nog onvoldoende uit de verf. Ook is de aanpak van de gemeente niet zeker gesteld voor de lange termijn, wat wel nodig is. De aanpak van de gemeente en haar partners dreigt te versnipperen door de vele 'speerpunten' en overleggen van de partners. De gemeente wordt aanbevolen om haar beleid in een lange termijn perspectief te plaatsen en stap voor stap tot effectieve oplossingen voor de problemen van en door jongeren te komen.

Rekenkamercommissie Coevorden: termijnoverschrijdingen bij bezwaarschriften

Het verbeteren van de dienstverlening staat bij gemeenten hoog op de agenda. Bij de kwaliteit van overheidsdienstverlening gaat het enerzijds om de kwaliteit van besluiten en producten en anderzijds om de wijze waarop de diensten worden verleend. Bij de kwaliteit van dienstverlening is tijdigheid van groot belang. Mensen moeten weten waar ze aan toe zijn en niet te lang hoeven wachten op een besluit van de gemeente.

Als stok achter de deur voor een tijdige besluitvorming is op 1 oktober 2009 de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen in werking getreden. Als niet tijdig op een aanvraag of bezwaarschrift wordt beslist, verbeurt de gemeente onder voorwaarden een dwangsom die kan oplopen tot € 1.260.

In het onderzoek voor de rekenkamercommissie Coevorden is de volgende centrale onderzoeksvraag beantwoord:

In hoeverre overschrijdt de gemeente Coevorden de termijnen voor behandeling van bezwaarschriften en wat zijn de oorzaken daarvoor?

 

Regellichte zone in Oost-Groningen

In de Kabinetsnota In actie voor ondernemers (2003) is aangegeven dat de mogelijkheid overwogen wordt een in een bepaalde regio een regellichte zone in te stellen. Een regellichte zone kan omschreven worden als "een geografisch gebied en/of specifieke doelgroep [...] waarbinnen de bestaande wet- en regelgeving die significante negatieve invloed heeft op ondernemerschap niet of in minder stringente vorm van kracht is".

De Kamers van Koophandel Groningen en Drenthe, de stuurgroep 'Agenda voor de Veenkoloniën' en de Streekraad Oost-Groningen willen de mogelijkheid tot vermindering en differentiatie van regeldruk benutten om het ondernemersklimaat in Oost-Groningen en de Veenkoloniën te versterken. Daarvoor is onderzocht hoe het concept van een 'regellichte zone' in de Veenkoloniën en Oost-Groningen toegepast zou kunnen worden.

De onderzoeksvraag van het onderzoek luidde als volgt:

Welke (lokale of landelijke) overheidsregels die een negatieve invloed hebben op het ondernemingsklimaat in de Veenkoloniën en Oost-Gro­nin­gen, lenen zich ervoor in een pilot in deze regio niet of minder van toepassing te worden verklaard voor ondernemers en hoe kan dit in een pilot 'regellichte zone' worden geïmplementeerd?

In dit rapport zijn concrete voorstellen gedaan om bepaalde regels die zich er naar ons oordeel bij uitstek voor lenen in een regellichte zone niet of verminderd toe te passen. Daarbij hebben we gekeken naar regels met een zekere onderlinge samenhang, die, als ze buiten beschouwing blijven, naar verwachting daadwerkelijk een positieve invloed hebben op het ondernemingsklimaat.

Klik hier om het rapport te downloaden.

Ministerie van EZ: Op een goudschaaltje gewogen; het toezicht op de Waarborgwet 1986 geëvalueerd

Sinds de herziening van 2002 bevat de Waarborgwet 1986 de volgende bepaling:  

Art. 52d Waarborgwet

Onze Minister van Economische Zaken zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel H, van de wet van 4 oktober 2001 (Stb. 514) tot wijziging van de Waarborgwet 1986 met betrekking tot de uitoefening van toezicht op de naleving en vervolgens telkens na vier jaar aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het functioneren van de krachtens artikel 52 aangewezen rechtspersoon.

De in artikel 52 aangewezen rechtspersoon is Verispect BV te Delft. Pro Facto heeft de betreffende evaluatie uitgevoerd. In het onderzoek wordt een beeld geschetst van de praktijk van het toezicht op de naleving van de Waarborgwet. In het bijzonder wordt gekeken naar factoren die de doeltreffendheid en doelmatigheid van het toezicht belemmeren dan wel bevorderen.

Gemeente Noordoostpolder: doelmatigheid van de juridische toetsing van beschikkingen

In het kader van een 213a-onderzoek wordt onderzocht in hoeverre de juridische toetsing van beschikkingen in een bepaalde gemeente doelmatig plaatsvindt. Doel van het onderzoek is het geven van inzicht in de wijze waarop de juridische toetsing van beschikkingen momenteel plaatsvindt binnen de verschillende organisatieonderdelen, of dit voldoende geborgd is in de decentrale werkprocessen en in hoeverre er een relatie is tussen de verschillende toetsingswijzen en het aantal bezwaren.

WODC: rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten

Plegers van huiselijk geweld die een huisverbod opgelegd krijgen, moeten beter hun verhaal kunnen doen, zo blijkt uit onderzoek van Pro Facto. Sinds begin vorig jaar kan de burgemeester een huisverbod van tien dagen opleggen. Deze kan hij verlengen tot hoogstens vier weken. De beslissing om een huisverbod te verlengen dient met de nodige zorgvuldigheidseisen te worden omkleed. Aandacht voor het verhaal van de uithuisgeplaatste is hier één van.

De burgemeester beslist over oplegging en verlenging van een huisverbod als iemand zich heeft misdragen tegenover partner of kinderen. Zij baseren hun besluit veelal volledig op dossiers die zijn opgebouwd door hulpverleners. Juridisch zorgvuldig handelen kan volgens sommige hulpverleners een probleemgerichte aanpak in de weg te staan. Desalniettemin moeten overheidsbesluiten voldoen aan wettelijke waarborgen. Zorgvuldig handelen van hulpverleners en het goed toepassen van hoor en wederhoor zijn  van essentieel belang.

Pro Facto heeft ook onderzocht of de beslissing over verlenging van een huisverbod niet beter kan worden overgelaten aan de rechter, maar daar zitten te veel haken en ogen aan. Niet alleen zou dit de rechters en andere betrokkenen te veel belasten, het zou ook te veel tijd gaan kosten.

Toezicht en handhaving Monumentenwet

Op dit moment bevat de Monumentenwet 1988 (Mw 1988) bepalingen over de bescherming van monumenten en over het toezicht en de handhaving van die bepalingen. Per 1 oktober 2010 vindt de bescherming van gebouwde monumenten plaats op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Op dit moment is de Erfgoedinspectie verantwoordelijk voor het toezicht en de Minister van OCW, via de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, voor de handhaving van de bepalingen betreffende de bescherming van monumenten. De Rijksdienst staat zelf ook onder toezicht van de Erfgoedinspectie waar het opgravingen van de dienst betreft. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor eerstelijns toezicht en handhaving van de gebouwde monumentenzorg. De Erfgoedinspectie is verantwoordelijk voor het tweedelijns toezicht op gemeenten.

Het onderzoek, dat uitgevoerd wordt in samenwerking met de vakgroep Bestuursrecht en Bestuurskunde van de Rijksuniversiteit Groningen, heeft als doelstelling te achterhalen hoe de strafrechtelijke vervolging van overtreding van bepalingen over de bescherming van monumenten tot nu toe gestalte heeft gekregen. Daarnaast dient het onderzoek inzicht te verschaffen in de bestuursrechtelijke handhavingsmogelijkheden.

Ministerie van LNV: de bestuurlijke structuur van Nationale Parken

Het stelsel van Nationale Parken in Nederland ontstond gedurende de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw. Vanaf de oprichting is hard gewerkt aan Beheer- en Inrichtingsplannen en aan het 'op de rails krijgen' van de Overlegorganen onder voorzitterschap van door de minister van LNV benoemde voorzitters. Nadat die werkzaamheden met succes zijn afgerond rond de eeuwwisseling wordt begin deze eeuw nagedacht over de inrichting van de organisatie en de besluitvormingsstructuur van de Nationale Parken.

In samenwerking met de vakgroep Bestuursrecht en Bestuurskunde van de Rijksuniversiteit Groningen heeft Pro Facto onderzoek gedaan naar de huidige besluitvormingsstructuur en organisatie van de Nationale Parken. Door gesprekken met vele betrokkenen binnen de Nationale Parken, experts en bestuurders hebben de onderzoekers zich een beeld kunnen vormen van het huidige functioneren van de Nationale Parken.


Chantal Ridderbos-Hovingh

uw contactpersoon
Chantal Ridderbos-Hovingh

Chantal is voor dit onderwerp onze contactpersoon.
Meer informatie over haar vindt u hier.
050 313 98 53

Neem contact op met Chantal

Zoeken