Het gemeentebestuur is verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van veel wet- en regelgeving. De op dit punt bevoegde bestuursorganen van gemeenten (de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders) zijn verantwoordelijk voor de uitvoering, het toezicht op de naleving en de handhaving van circa 190 wetten en daarop gebaseerde regelingen. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: BZK) heeft in reactie op vragen in de Eerste Kamer tijdens de vaststelling van de begroting voor het jaar 2015 toegezegd een onderzoek naar de stand van zaken op het terrein van toezicht en handhaving bij gemeenten uit te laten voeren. Dit onderzoek moet een algemeen en actueel antwoord geven op de vraag of de toezichts- en handhavingslast voor gemeenten een reden tot zorg zou moeten zijn. Wij hebben dit onderzoek uitgevoerd. Daarbij ging het om drie domeinen: het fysieke domein (bouwen en wonen, ruimtelijke ordening, natuur- en milieubescherming en monumentenzorg), het sociaal domein (werk en inkomen, volksgezondheid, leerplicht, kinderopvang, jeugdzorg en welzijn) en het veiligheidsdomein (evenementen, horeca, coffeeshops, prostitutie en het gebruik van de openbare ruimte).
Het merendeel van de Nederlandse gemeenten beschikt over toezichts- en handhavingsbeleid in de drie domeinen, alhoewel er grote verschillen tussen deze domeinen en tussen verschillende gemeenten zijn in de mate waarin dit beleid aanwezig is. Gemeenten zijn nog druk bezig met het vormgeven van toezichts- en handhavingsbeleid in het sociaal domein. In het fysieke domein bestaat daarentegen de verplichting om toezichts- en handhavingsbeleid te hebben wettelijk voorgeschreven. De visie die gemeenten formuleren over toezicht en handhaving wordt in de meeste gevallen uitgewerkt in doelstellingen. Dit blijkt met name te gelden voor de fysieke leefomgeving en openbare orde en in de meeste gevallen niet voor het sociaal domein. De doelstellingen zijn vaak sterk lokaal gekleurd en vaak niet SMART-geformuleerd.
Om diverse redenen is het niet mogelijk gebleken te achterhalen welke budgetten en hoeveel formatieplaatsen ingezet zijn voor toezicht en handhaving. Weinig gemeenten hebben er zelf inzicht in. De planning van toezichts- en handhavingsactiviteiten lijkt gebaseerd te zijn op de voorhanden personeelscapaciteit. Bezuinigingen in afgelopen jaren hebben bij veel gemeenten ook hun tol geëist bij toezicht en handhaving. In een aanzienlijk deel van de gemeenten wordt, mede als gevolg hiervan, een capaciteitsgebrek ervaren, waardoor werkzaamheden bleven liggen. Hierdoor konden de plannen niet altijd in hun geheel uitgevoerd worden. Overigens bleek de vraag of doelstellingen behaald worden ook sterk af te hangen van de wijze waarop deze doelstellingen (SMART of niet; zeer of weinig ambitieus) geformuleerd werden.
Concluderend kan worden gesteld dat de beoogde professionalisering van het toezicht en de handhaving zich vooral heeft voltrokken in de fase van planvorming en uitvoering (die tamelijk reactief en terughoudend is), terwijl systematische evaluatie en bijsturing nog achter blijft. De planvorming en beleidsontwikkeling hebben zich in positieve zin ontwikkeld, maar zijn nog sterk op algemene en globale doelen gericht, die slechts bij uitzondering zijn geoperationaliseerd in meetbare grootheden. De uitvoering is daarmee overwegend gericht op het leveren van inzet op de toezichts- en handhavingstaken in termen van uren en nog te weinig op de resultaten die daarmee worden beoogd. Toezicht en handhaving zijn overwegend outputgericht, terwijl nog maar weinig gestuurd wordt op het realiseren van outcomes.
Klik HIER om het onderzoeksrapport te downloaden.