Raad voor de Rechtspraak: comparities in kantonzaken

In mei 2011 is de Evaluatiewet modernisering rechterlijke organisatie vastgesteld. De wet treedt gefaseerd in werking. Per 1 juli 2011 is de competentiegrens van de kantonrechter gewijzigd. Ten aanzien van de waardevorderingen, de vorderingen als bedoeld in artikel 93 sub a en b Wetboek van Rechtsvordering, is de competentie van de kantonrechter verruimd tot zaken betreffende vorderingen met een maximale hoogte van € 25.000. Ten aanzien van de aardvorderingen van artikel 93 sub c Rv is de competentiegrens verruimd met krediettransacties als bedoeld in de Wet op het consumentenkrediet (leningen tot € 40.000) en met consumentenkoopovereenkomsten.

Door deze wijzigingen van organisatorische en procesrechtelijke aard, verandert enerzijds het aanbod van zaken en anderzijds het aanbod van rechterlijk personeel. Om de huidige, door snelheid gekenmerkte, afdoeningspraktijk te behouden moet aandacht worden besteed aan het selectieproces van zaken en de competenties van de rechter. Hoewel er inmiddels redelijk goed zicht is op de aanpak van comparities door civiele rechters in het algemeen, is dat meer specifiek voor kantonrechters in veel mindere mate het geval. Dat vormt voor het Landelijk Overleg Voorzitters Civiele en Kantonsectoren (LOVCK) aanleiding een onderzoek te starten met als doel zicht te krijgen op mogelijke alternatieve zittingsmodaliteiten en daarmee tevens een vergroting van de bewustwording bij kantonrechters over hun aanpak.

In samenwerking met prof.mr. Bert Marseille van de vakgroep Bestuursrecht en Bestuurskunde van de Rijksuniversiteit Groningen voor Pro Facto dit onderzoek uit.

Zoeken