Rekenkamercommissie Zwijndrecht: doeltreffendheid van het mantelzorgbeleid

Op 1 januari 2007 is de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in werking getreden. In de Wmo zijn de Wet voorzieningen gehandicapten, de Welzijnswet en het onderdeel huis­hou­de­lijke verzorging uit de AWBZ samengebracht. Gemeenten zijn op grond van de Wmo verantwoordelijk voor maatschappelijke ondersteuning. Maatschappelijke ondersteuning omvat activiteiten die het mensen mogelijk moet maken om "mee te doen in de samenleving". Het begrip maat­schap­pelijke ondersteuning is in de Wmo verwoord in negen prestatievelden. Eén daarvan betreft het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers.

Ondersteuning van mantelzorgers behoorde niet tot het gemeentelijke takenpakket voordat de Wmo ingevoerd werd. Voorheen werd de ondersteuning van mantelzorgers georganiseerd vanuit Mezzo, de landelijke vereniging voor mantelzorgers en vrijwilligerszorg. Mezzo heeft ongeveer 14.000 persoonlijke leden en daarnaast zijn er ongeveer 250 lokale en regionale lidorganisaties bij aangesloten. Mezzo werd gefinancierd vanuit de CVTM-regeling, een regionale subsidieregeling. In 2008 is het budget van de CVTM-regeling over de gemeenten verdeeld. Mede omdat het een nieuwe taak voor de gemeente is, heeft de rekenkamercommissie er voor gekozen het als onderwerp voor rekenkameronderzoek aan te merken. De rekenkamercommissie wil door middel van een quick scan een globaal inzicht in hoeverre de gemeente invulling geeft aan het ondersteunen van mantelzorgers.

Dit onderzoek is te beschouwen als een ex-durante onderzoek, dat wil zeggen een evaluatie gedurende de beleidsperiode zelf. Om die reden is door de rekenkamercommissie bewust gekozen voor een quick scan.

De volgende onderzoeksvraag staat centraal:

Op welke wijze geeft de gemeente invulling aan het ondersteunen van mantelzorgers en is de uitvoering doeltreffend?

Zoeken