Maatschappelijke opvang in Leeuwarden: in dialoog met omwonenden?

In opdracht van de rekenkamer Leeuwarden heeft Pro Facto het Leeuwarder beleid voor het vinden van locaties voor maatschappelijke opvang onderzocht.

Maatschappelijke opvang omvat activiteiten bestaande uit het tijdelijk bieden van onderdak, begeleiding, informatie en advies aan personen die, door een of meerdere problemen, al dan niet gedwongen de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. De gemeente Leeuwarden is een centrumgemeente voor maatschappelijke opvang en verantwoordelijk voor het aanbieden van een samenhangend aanbod van maatschappelijke opvang. In de gemeente zijn verschillende voorzieningen voor maatschappelijke opvang te vinden. Omdat er onduidelijkheden bestonden over de vraag welke partij – de Raad, het College of de instelling – beslissingsbevoegd was bij de locatiekeuzes, er nieuwe locaties voor maatschappelijke opvang nodig waren en de gemeente omwonenden en wijkpanels in een eerder stadium bij het proces rond locatiekeuze wilde betrekken, is in 2007 het beleid vastgesteld voor het vinden van nieuwe locaties.

Het beleid is een goede aanzet op het moeilijke gebied van maatschappelijke opvang en het streven om met direct betrokkenen een dialoog aan te gaan is te waarderen. Toch blijkt uit het onderzoek dat een aantal belangrijke punten van het door de Gemeenteraad vastgestelde beleid niet of slechts ten dele zijn bereikt. Zo blijkt uit onderzoek naar de ervaringen van omwonenden dat de beoogde dialoog meer gericht is op de vraag hoe een voorziening moet worden gerealiseerd, dan op de vraag of op de voorgestelde locatie een voorziening moet komen. Geconstateerd is voorts dat het beleid onvoldoende duidelijk is als het gaat om de vraag welke voorzieningen wel of niet onder het beleid vallen. Ook is – zeker vanuit het perspectief van burgers - niet duidelijk welk gemeentelijke orgaan (B&W of de Raad) bevoegd is (wie beslist uiteindelijk of en waar een voorziening komt). Realisering van het beleid heeft niet geleid tot de beoogde spreiding van locaties over de gehele stad. Ook een beoogde centrale en eenduidige klachtenregistratie over mogelijke overlast ontbreekt: er kan niet nagegaan worden in hoeverre zich feitelijk overlast voordoet en of eventuele overlast gerelateerd kan worden aan een voorziening voor maatschappelijke opvang. Ten slotte is gebleken dat de sturende rol van de Raad beperkt is door de summiere informatie die de Raad ontvangt in de jaarstukken. Zo is de toezegging om per kwartaal informatie aan de raad te verstrekken niet nagekomen.

Op basis van het onderzoek heeft de rekenkamer aanbevolen het locatiekeuzebeleid te evalueren en een nieuwe of geactualiseerde nota op te stellen. Eveneens is aanbevolen na te gaan hoe alsnog de oorspronkelijke bedoeling van het beleid gerealiseerd kan worden om de dialoog met omwonenden aan te gaan. Ook doet de rekenkamer een aanbeveling om de besluitvormingsprocedure te verhelderen door een ontwerpbesluit van het college altijd aan de Raad voor te leggen voor wensen en bedenkingen, zodat de Raad invulling kan geven aan zijn volksvertegenwoordigende rol. Dit biedt voor omwonenden ook een gelegenheid om te kunnen inspreken.

Op 11 september 2013 wordt de rekenkamerrapportage door de Raad besproken in de commissie Welzijn.

Om het rapport te lezen klik hier.

Zoeken