Politie en wetenschap: de organisatie van de opsporing van cybercrime

'Alledaagse' vormen van digitale criminaliteit worden in Nederland niet of nauwelijks aangepakt door politie en justitie, ondanks een speciaal cybercrimeprogramma en de uitbreiding van het aantal cybercrime-rechercheurs. Dat blijkt uit een onderzoek van Pro Facto. 

Slachtoffers van skimming, phishing, ddos-aanvallen, digitale stalking en hacking kunnen nauwelijks terecht bij de politie. Het ontbreekt de gemiddelde agent aan basale kennis van cybercriminaliteit. Daardoor is een aangifte opnemen vaak al een enorme opgave. Daarbij heeft het bij de regionale officieren van justitie belast met de bestrijding van cybercrime geen prioriteit waardoor de meeste zaken niet worden opgepakt.

Uit het onderzoek blijkt ook dat de opsporing van cybercrime bij de politie niet goed is georganiseerd.

Er zijn binnen de regiokorpsen wel digitale experts en opsporingsteams met kennis van zaken, maar die worden vooral ingezet bij vormen van traditionele criminaliteit met een digitale component. Kinderporno bijvoorbeeld, roofovervallen, of een moord waarbij een verdachte via internet een wapen heeft aangeschaft. Alleen het landelijke team hightechcrime van het KLPD, onder aanvoering van het Landelijk Parket pakt pure cybercrime aan, omdat het volgens de onderzoekers geen last heeft van 'concurrerende prioriteiten'.

De landelijke teams zouden moeten bestaan uit een 'research en development'-team dat nieuwe methoden ontwikkelt en een team met gespecialiseerde rechercheurs die bij moeilijke zaken hun collega's bij de regiokorpsen kunnen bijstaan. De vorming van de Nationale Politie zou een uitgelezen kans zijn deze werkwijze in te voeren.

Klik hier om het onderzoeksrapport te downloaden.

Zoeken